ECLI:NL:RVS:2000:AA7375

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200000357/1.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • dr. J.C.K.W. Barrel
  • mr. B. van Wagtendonk
  • mr. F.P. Zwart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar toegang installatievergadering gemeenteraad Utrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 13 december 1999. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Utrecht, dat zijn bezwaar tegen de weigering van toegang tot de installatievergadering van de gemeenteraad niet-ontvankelijk werd verklaard. De burgemeester had op 14 april 1998 aan de appellant laten weten dat hij geen toegang zou krijgen tot de vergadering, tenzij hij uitgenodigd werd. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde bij de Raad van State. De gronden van het beroep werden aanvankelijk aangevuld in februari 2000. Tijdens de zitting op 21 augustus 2000 was de appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.J.Th. Woltjer, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door P.Ch. van Doorn, ambtenaar van de gemeente.

De Raad van State overwoog dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het bezwaar van de appellant niet gericht was tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Er was geen sprake van een schriftelijke beslissing van de gemeente die rechtsgevolgen had voor de appellant. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en vastgesteld door de voorzitter en twee leden van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Raad van State
200000357/1.
Datum uitspraak: 4 september 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te ]woonplaats], appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 13 december 1999 in het geding tussen:
appellant
en
de burgemeester van Utrecht.
1 Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 1998 heeft de burgemeester van Utrecht (hierna: de burgemeester) het door appellant gemaakte bezwaar tegen de mededeling op 14 april 1998 van de receptioniste van het stadhuis dat zij van hogerhand de opdracht had om geen bezoekers - anders dan op uitnodiging - toe te laten tot de installatievergadering van de gemeenteraad, niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 december 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 januari 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 februari 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 11 mei 2000 heeft de burgemeester een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2000, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. A.J.Th. Woltjer, en de burgemeester, vertegenwoordigd door P.Ch. van Doorn, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bezwaar van appellant niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Van een schriftelijke en op rechtsgevolg gerichte beslissing van een orgaan van de gemeente, houdende het weigeren van toegang aan appellant, is niet gebleken.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door dr. J.C.K.W. Barrel, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2000
91. Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,