ECLI:NL:RVS:2000:AA8142
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.E. van der Does
- R.W.L. Loeb
- J.A.M. van Angeren
- Rechtspraak.nl
Vervallen van de Leefmilieuverordening Harlingen door gebrek aan goedkeuring
In deze zaak gaat het om de Leefmilieuverordening van de gemeente Harlingen, die op 22 mei 1990 in werking trad voor een periode van vijf jaar. De gemeenteraad heeft op 10 mei 1995 besloten om de werkingsduur van deze verordening met nog eens vijf jaar te verlengen. Echter, dit besluit moest ter goedkeuring aan de Gedeputeerde Staten (GS) van Friesland worden voorgelegd. De burgemeester en wethouders van Harlingen stelden dat, omdat GS niet binnen de wettelijke termijn van twaalf weken een beslissing hadden genomen, het raadsbesluit geacht moest worden goedgekeurd. Appellant betwistte dit, omdat GS in een andere procedure had aangegeven het verlengingsbesluit nooit te hebben ontvangen.
De Raad van State oordeelde dat de Leefmilieuverordening Harlingen vervallen was, omdat er geen bewijs was dat het raadsbesluit tot verlenging daadwerkelijk bij GS was aangekomen. De rechtbank had dit miskend en het hoger beroep van appellant werd gegrond verklaard. De Raad van State vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep alsnog gegrond. De Raad herroept het besluit van de burgemeester en wethouders van Harlingen en gelast dat de gemeente het griffierecht aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het verlengen van een leefmilieuverordening en de noodzaak van goedkeuring door de GS. De Raad van State heeft hiermee een duidelijke lijn uitgezet over de gevolgen van het niet naleven van deze procedures.