199902313/1.
Datum uitspraak: 10 november 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Sittard,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 1 september 1999 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D-reizen Vakantie Voordeelwinkels B.V., gevestigd te Hoofddorp
Bij besluit van 13 maart 1998 hebben appellanten (hierna: burgemeester en wethouders) D-reizen Vakantie Voordeelwinkels B.V. (hierna: D-reizen) onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven twee zonder bouwvergunning aan het pand Misboekstraat 5 te Sittard aangebrachte lichtreclames te verwijderen.
Bij besluit van 28 juli 1998 hebben zij het daartegen door D-reizen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 1 september 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door D-reizen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en dat van 13 maart 1998 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben burgemeester en wethouders bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 oktober 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 10 november 1999 heeft D-Reizen van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 september 2000, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J.F.M. Giesen, ambtenaar der gemeente, en D-reizen, vertegenwoordigd door mr J.J. Turenhout, advocaat te Woerden, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Woningwet beslissen burgemeester en wethouders omtrent een aanvraag om een bouwvergunning binnen dertien weken na de dag, waarop zij de aanvraag hebben ontvangen.
Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat indien burgemeester en wethouders daaraan niet voldoen, de bouwvergunning van rechtswege is verleend. Uit het bepaalde in het derde lid volgt dat het eerste lid niet van toepassing is, indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat niet in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
2.2 D-reizen heeft voor het aanbrengen van de lichtreclames om een bouwvergunning verzocht. De aanvraag is op 30 september 1997 ontvangen. Burgemeester en wethouders hebben in hun vergadering van 23 december 1997 geweigerd de bouwvergunning te verlenen. Op 12 januari 1998 hebben zij dat besluit aan D-reizen verzonden.
2.3. De aan het besluit van 28 juli 1998 door burgemeester en wethouders ten grondslag gelegde motivering, dat zij de gevraagde vergunning binnen de in het eerste lid van artikel 46 van de Woningwet gestelde termijn hebben geweigerd, heeft de rechtbank terecht onjuist geacht, nu zij het besluit daartoe niet binnen de in artikel 46, eerste lid, van de Woningwet gestelde termijn aan D-reizen bekend hebben gemaakt. Daaraan heeft de rechtbank echter ten onrechte de conclusie verbonden dat burgemeester en wethouders gehouden waren de aanschrijving in bezwaar te herroepen, nu die mogelijk - zoals ter zitting in hoger beroep is aangevoerd -kan worden gebaseerd op de eerder niet gehanteerde overweging dat het aanbrengen van de lichtreclames niet in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, zodat om die reden geen bouwvergunning is ontstaan.
2.4. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het besluit van 13 maart 1998 is herroepen, en voor het overige dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 1 september 1999, no. AWB 9811366, doch slechts voor zover daarbij het besluit van burgemeester en wethouders van Sittard van 13 maart 1998 is herroepen;
III. bevestigt die uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. C.A. Terwee-van Hilten en mr. E.A. Alkema, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,