ECLI:NL:RVS:2000:AA8949
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- R.R. Winter
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak over restschuld na executoriale verkoop
In deze zaak heeft de Raad van State op 20 november 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De zaak betreft een verzoek van appellant, A, over de restschuld na de executoriale verkoop van zijn woning. De raad van de gemeente Rotterdam had op 8 juli 1999 het verzoek van appellant afgewezen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 12 april 2000 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de raad geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor er geen beroep bij de rechtbank kon worden ingesteld.
Appellant heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft de zaak op 6 november 2000 ter zitting behandeld, waarbij appellant aanwezig was. De Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de beslissing van de raad geen besluit is zoals bedoeld in de Awb. De rechtbank had zich dan ook onbevoegd moeten verklaren om van het beroep kennis te nemen.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de rechtbank alsnog onbevoegd verklaard. Tevens is bepaald dat het griffierecht dat appellant heeft betaald voor de behandeling van het hoger beroep, terugbetaald dient te worden. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en de Raad van State heeft in naam der Koningin uitspraak gedaan.