ECLI:NL:RVS:2000:AA8953

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200001954/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C. de Gooijer
  • H.W. Groeneweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van bouwaanvraag aan bestemmingsplan en relevantie van naastgelegen perceel

In deze zaak gaat het om de toetsing van een bouwaanvraag aan het bestemmingsplan in de gemeente Tilburg. De burgemeester en wethouders van Tilburg hebben op 14 september 1998 een bouwvergunning verleend aan Z B.V. voor het veranderen van een bedrijfspand. Appellant, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, stelde dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan, omdat de roldeuren van het pand alleen konden worden benut door gebruik te maken van het aangrenzende perceel, dat een andere bestemming had. De burgemeester en wethouders hebben het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de rechtbank Breda op 29 februari 2000 het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaarde.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad heeft op 10 november 2000 de zaak behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door mr. D.A. Roos en de burgemeester en wethouders door C.C.A.M. van den Dries. Z B.V. was ook als partij aanwezig, vertegenwoordigd door mr. C.W. Ching. De Raad overwoog dat bij de toetsing van de bouwaanvraag aan het bestemmingsplan alleen de bestemming van het perceel waarop het bouwwerk zich bevindt relevant is, inclusief het beoogde gebruik van het bouwwerk. De vraag of het beoogde gebruik mogelijk strijd oplevert met de bestemming van het naastgelegen perceel is niet relevant voor de beoordeling van de bouwaanvraag.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 november 2000.

Uitspraak

Raad van State
200001954/1.
Datum uitspraak: 24 november 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, wonend te B,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda van 29 februari 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Tilburg.
1 . Procesverloop
Bij besluit van 14 september 1998 hebben burgemeester en wethouders van Tilburg (hierna: burgemeester en wethouders) onder verlening van vrijstelling van artikel 2.4.1, eerste lid, van de gemeentelijke bouwverordening en vrijstelling als bedoeld in artikel 408, eerste lid, van het Bouwbesluit aan Z B.V. bouwvergunning verleend voor het veranderen van een bedrijfspand gelegen aan de […]weg 7 te B.
Bij besluit van 26 januari 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door onder meer appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 februari 2000, verzonden op 10 maart 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 april 2000, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 mei 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 14 juli 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2000, waar appellant, vertegenwoordigd door mr D.A. Roos, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door C.C.A.M. van den Dries, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is Z B.V. als partij gehoord, vertegenwoordigd door mr C.W. Ching, advocaat te Tilburg.
2. Overwegingen
2.1. De in het bouwplan voorziene veranderingen aan het bedrijfspand betreffen onder meer het aanbrengen van twee roldeuren in de achtergevel van het pand.
2.2. Op het betrokken perceel rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan Industrieterrein Noord-Oost en Loven" de bestemming "Handel en Nijverheid" volgens bebouwingsklasse "L. U' Vast staat dat de bij deze bestemming behorende planvoorschriften zich niet tegen het onderhavige bouwplan verzetten.
2.4. Appellant betoogt ook in hoger beroep dat de bouwvergunning niettemin had moeten worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Daartoe voert hij aan dat de roldeuren uitsluitend kunnen worden benut door gebruik te maken van het aangrenzende perceel. Op dat perceel rust de bestemming "N.4., gronden bestemd voor binnenterreinen", dat het gebruik als aan- en afvoer van goederen van en naar het bedrijfsterrein van vergunninghoudster niet toestaat.
2.5. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat uit het systeem van de Woningwet voortvloeit dat bij de toetsing van de bouwaanvraag aan het bestemmingsplan alleen de bestemming van het perceel waarop het bouwwerk zich bevindt relevant is inclusief het beoogde gebruik van het bouwwerk met die bestemming, doch niet de vraag of het beoogde gebruik van het bouwwerk mogelijk strijd oplevert met de bestemming van het naastgelegen perceel. Burgemeester en wethouders hebben derhalve terecht die laatste vraag buiten beschouwing gelaten.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C. de Gooijer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.
w.g. De Gooijer w.g. Groeneweg
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2000
32. Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,