ECLI:NL:RVS:2000:AA9025

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200000939/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Kosto
  • A. U. Kallan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking van toestemming voor vervanging van een schip door burgemeester en wethouders van Leeuwarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 14 januari 2000. De zaak betreft de intrekking van de verleende toestemming door burgemeester en wethouders van Leeuwarden voor de vervanging van het schip '[oud schip]' door het schip '[nieuw schip]'. De intrekking vond plaats op 22 april 1997, waarna het bezwaar van de appellant op 27 maart 1998 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de meting van steven tot steven door de burgemeester en wethouders niet onredelijk was en dat de appellant niet kon aantonen dat deze meting onjuist was. Tevens werd vastgesteld dat er nieuwe feiten waren, aangezien het schip van de appellant langer bleek te zijn dan aanvankelijk opgegeven. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester en wethouders in redelijkheid tot intrekking van de toestemming konden overgaan.

Het hoger beroep is behandeld op 1 september 2000, waar de appellant in persoon verscheen, terwijl de burgemeester en wethouders vertegenwoordigd waren door mevrouw A.M. van Breden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel door de appellant werd verworpen, omdat het schip van een andere eigenaar onder een ander regime viel. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 14 september 2000.

Uitspraak

Raad van State
200000939/1.
Datum uitspraak: 14 september 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 14 januari 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
1 Procesverloop
Bij besluit van 22 april 1997 hebben burgemeester en wethouders van Leeuwarden (hierna: burgemeester en wethouders) de verleende toestemming voor vervanging van het schip “[oud schip]” " door het schip "[nieuw schip]." ingetrokken.
Bij besluit van 27 maart 1998 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 3 maart 1998, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 14 januari 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 februari 2000, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 maart 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 11 mei 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 september 2000, waar appellant in persoon en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mevrouw A.M. van Breden, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door burgemeester en wethouders gehanteerde meting van steven tot steven niet als onredelijk kan worden aangemerkt en dat appellant er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de uitgevoerde meting niet juist zou zijn. De rechtbank heeft voorts overwogen dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden nu burgemeester en wethouders op basis van door appellant verstrekte gegevens aanvankelijk er vanuit zijn gegaan dat het vaartuig 29,85 meter lang is, terwijl nadien is gebleken dat het schip 31,58 meter lang is. In aanmerking genomen dat appellant er bij brief van 4 februari 1997 op is gewezen dat een onjuiste opgave van de maatvoering voor zijn risico komt, hebben burgemeester en wethouders in redelijkheid tot intrekking van de verleende toestemming kunnen overgaan, aldus de rechtbank.
2.2. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel is gekomen.
Het door appellant gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen, nu het schip van [andere eigenaar] - anders dan het schip van appellant - onder het overgangsregime valt, zodat van rechtens vergelijkbare gevallen geen sprake is. Hetgeen appellant overigens heeft aangevoerd, kan evenmin tot het oordeel leiden dat de aangevallen uitspraak alsmede het besluit van 27 maart 1998 voor vernietiging in aanmerking komen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. U. Kallan, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Kallan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2000
15.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,