ECLI:NL:RVS:2000:AA9031
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H.B. van der Meer
- H.W. Groeneweg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijstelling voor vestiging auto- en motorrijschool in woongebied
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, die op 23 november 1999 het beroep van appellanten tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Houten ongegrond verklaarde. Dit besluit, genomen op 1 december 1998, betrof de vrijstelling voor het vestigen van een auto- en motorrijschool op een perceel in Houten, waarvoor de burgemeester en wethouders op 29 mei 1998 onder voorwaarden vrijstelling hadden verleend op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Appellanten stelden dat de vestiging van de rijschool niet verenigbaar was met de woonbestemming van het perceel.
De Raad van State heeft de zaak op 15 augustus 2000 behandeld. Appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat burgemeester en wethouders in redelijkheid de vrijstelling konden verlenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de belangen die met het besluit van 1 december 1998 werden gediend, in redelijkheid konden prevaleren boven de belangen van appellanten. De vrijstelling was onder strikte voorwaarden verleend, zoals het beperken van de activiteiten van de rijschool en het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid. De Afdeling concludeerde dat er geen sprake was van een onaanvaardbare situatie in planologisch en maatschappelijk opzicht.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de leden van de enkelvoudige kamer, J.H.B. van der Meer en H.W. Groeneweg, aanwezig waren.