ECLI:NL:RVS:2000:AA9238

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200003255/P50.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden inzake verwijdering van antennes

Op 10 november 2000 deed de Raad van State uitspraak in een zaak waarin burgemeester en wethouders van Leeuwarden een verzoek om voorlopige voorziening hadden ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 31 mei 2000, waarin het beroep van een bezwaarde tegen een besluit van de burgemeester en wethouders gegrond werd verklaard. De rechtbank had de beslissing op bezwaar van de burgemeester en wethouders vernietigd en hen in de proceskosten veroordeeld. De burgemeester en wethouders stelden hiertegen hoger beroep in en vroegen de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak om een voorlopige voorziening te treffen.

In de overwegingen van de Voorzitter werd ingegaan op de mogelijkheid om zonder oproeping van partijen uitspraak te doen, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De Voorzitter oordeelde dat het niet hoeven betalen van proceskosten, waartoe de verzoekers waren veroordeeld, onvoldoende belang opleverde om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. Daarnaast werd opgemerkt dat de vraag of voor de ingekorte antennes een bouwvergunning vereist was, niet in deze procedure beantwoord kon worden. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De beslissing werd genomen door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 10 november 2000.

Uitspraak

Raad
van State
200003255/P50.
Datum uitspraak: 10 november 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van:
burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
verzoekers,
hangende het hoger beroep van verzoekers tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 31 mei 2000 in het geding tussen
[bezwaarde], wonend te [woonplaats],
en
verzoekers.
1. Procesverloop
Bij brief van 8 september 1998 hebben burgemeester en wethouders van Leeuwarden (hierna: burgemeester en wethouders) [bezwaarde]. [bezwaarde] (hierna: [bezwaarde]) bericht omtrent de uitvoering van een aanschrijving tot verwijdering van een aantal antennes van de woning op het perceel [adres] te [woonplaats].
Bij besluit van 13 april 1999 hebben zij het door [bezwaarde] tegen deze brief gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 mei 2000, verzonden op 31 mei 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het hiertegen door [bezwaarde] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, onder veroordeling van verzoekers in de proceskosten.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2000, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover thans van belang, kan de Voorzitter, indien het verzoek kennelijk ongegrond is, uitspraak doen zonder oproeping en verhoor van partijen. Dat is het geval. Het vooralsnog niet hoeven betalen van de proceskosten, waartoe, verzoekers zijn veroordeeld, levert onvoldoende belang op om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De vraag of voor de ingekorte antennes een bouwvergunning is vereist, leent zich, nog daargelaten of de Afdeling in de bodemprocedure aan een beantwoording van die vraag toekomt, niet voor beantwoording in deze procedure. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing:
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2000
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,