Datum uitspraak: 6 juli 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Korfbalvereniging ASF Swift, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 24 november 1999 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Bij besluit van 26 november 1997 hebben burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: burgemeester en wethouders) de door appellante gevraagde garagevergunning ten behoeve van het parkeren van 37 motorvoertuigen door geregistreerde leden op het open erf van het terrein Plantage Parklaan 20/a, kadastraal bekend gemeente Amsterdam, sectie N, no. 3516, geweigerd.
Bij besluit van 8 april 1998 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de bezwaarschriftencommissie van 23 maart 1998 waarnaar in helt besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 24 november 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 21 december 1999, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 19 januari 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 13 april 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2000, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J.P. Bood, advocaat te Amsterdam, vergezeld van H. Korff en E. Slierendregt, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door E.P. Swijter, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1 Ingevolge het ter plaatse vigerende bestemmingsplan "Plantagebuurt en Midderpoortbuurt e.o." rust op het onderhavige terrein de bestemming "Sportterreinen en openbaar groen". Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor sportvelden met bijbehorende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterpartijen, voetpaden en recreatieve doeleinden. Gebruik in strijd met deze bestemming is ingevolge de planvoorschriften verboden. De rechtbank heeft terecht de stelling van appellante dat onder "bijbehorende voorzieningen" tevens een garage/parkeerterrein kan worden begrepen, niet gevolgd. Vervolgens heeft zij terecht geconcludeerd dat de aangevraagde garagevergunning derhalve in strijd is met het bepaalde in een wettelijke regeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Garageverordening. Daaraan doet niet af, dat appellante slechts tijdens trainingen en wedstrijden het perceel als parkeervoorziening wenst te gebruiken. Tevens heeft de rechtbank met recht geoordeeld dat zinvol gebruik van het terrein, een gravelstrook, overeenkomstig de bestemming objectief bezien nog tot de mogelijkheden behoort, zodat burgemeester en wethouders terecht binnenplanse vrijstelling met toepassing van de zogenoemde toverformule niet hebben verleend. Mede gezien het vorenoverwogene, kan hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, niet tot een ander oordeel leiden dan dat de rechtbank het beroep terecht en op goede gronden ongegrond heeft verklaard.
2.2 Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3 Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P. Hoogenboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hoogenboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,