ECLI:NL:RVS:2000:AA9477
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H.B. van der Meer
- J.A.M. van Angeren
- B. van Wagtendonk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van APK-erkenning en de toepassing van sanctiebeleid door de Dienst Wegverkeer
In deze zaak gaat het om de intrekking van de APK-erkenning van een keuringsstation door de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer. De intrekking vond plaats voor de duur van twaalf weken, omdat het keuringsstation in strijd had gehandeld met de Erkenningsregeling APK. De zaak werd aanhangig gemaakt na een besluit van 22 juli 1999, waarbij de erkenning werd ingetrokken, en een daaropvolgend besluit van 6 september 1999, waarin het bezwaar van de vennootschap onder firma A ongegrond werd verklaard. De rechtbank te Maastricht vernietigde deze beslissing op 22 februari 2000, waarna de Dienst Wegverkeer hoger beroep instelde.
De Raad van State oordeelde dat de intrekking van de erkenning terecht was, omdat het keuringsstation niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Erkenningsregeling APK. De Afdeling bestuursrechtspraak benadrukte dat het beleid van de Dienst Wegverkeer, dat voorziet in intrekking van de erkenning indien een goedgekeurd voertuig niet aanwezig is tijdens een steekproef, niet kennelijk onredelijk is. De Raad bevestigde dat de duur van de intrekking afhankelijk moet zijn van de omstandigheden van het geval en niet standaard op twaalf weken kan worden gesteld.
De Raad van State concludeerde dat de rechtbank de beslissing op bezwaar terecht had vernietigd, maar dat dit deels op onjuiste gronden was gebeurd. Het hoger beroep van de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Dienst Wegverkeer werd veroordeeld in de proceskosten van de vennootschap onder firma A, die in verband met de behandeling van het hoger beroep waren gemaakt.