ECLI:NL:RVS:2000:AA9528

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
199900267/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.M.G. Eekhof-de Vries
  • J.H.B. van der Meer
  • C. de Gooijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanwijzing homo-ontmoetingsplaats in de Scheveningse Bosjes te Den Haag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de burgemeester en wethouders van Den Haag tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 19 april 1999. De appellanten, waaronder de wijkverenigingen Duttendel en Wittebrug, hebben op 11 juni 1996 ingestemd met de aanwijzing van een gedeelte van de Scheveningse Bosjes, genaamd 'De 72 trapjes', als nieuwe homo-ontmoetingsplaats. Deze aanwijzing leidde tot bezwaren van de wijkverenigingen De Wittebrug en van Stolkpark, die door de appellanten niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft echter in een eerdere uitspraak de bezwaren gegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep van de burgemeester en wethouders.

De Raad van State heeft op 13 juni 2000 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de herinrichtingsmaatregelen bij haar beoordeling had betrokken, aangezien deze niet concreet waren vastgesteld. De Raad concludeerde dat het gebruik van 'De 72 trapjes' als homo-ontmoetingsplaats niet in strijd is met het bestemmingsplan 'Scheveningse Bosjes'. De Raad oordeelde dat het gebruik van het park door deze groep personen niet zodanig ingrijpend is dat het de openbare toegankelijkheid van het park zou beïnvloeden. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de bij de rechtbank ingestelde beroepen werden ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de bestemming van het gebied en de noodzaak om de landschappelijke waarden te respecteren. De Raad van State heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.

Uitspraak

Raad
van State
199900267/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Den Haag, appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 19 april 1999 in het geding tussen:
1. Wijkvereniging Duttendel en Wittebrug e.a. te Den Haag,
2. Wijkvereniging van Stolkpark te Den Haag en appellanten.
1 Procesverloop
Op 11 juni 1996 hebben appellanten onder meer ingestemd met de aanwijzing van het gedeelte van de Scheveningse Bosjes gelegen tussen de Ver Huëllweg, de Haringkade en de Prof. B.M. Teldersweg ( "De 72 trapjes") als nieuwe homo-ontmoetingsplaats.
Bij besluit van 14 januari 1997 hebben appellanten de hiertegen door Wijkvereniging De Wittebrug e.a. en door Wijkvereniging van Stolkpark gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 1997, verzonden op 9 juni 1997, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de president) het beroep van Wijkvereniging De Wittebrug e.a. gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 september 1997, inzake nummers H01.97.0966/P90 en K01.97.0140, heeft de Voorzitter van de Afdeling de uitspraak van de president bevestigd.
Bij twee gelijkluidende besluiten van 17 februari 1998 hebben appellanten de door Wijkvereniging De Wittebrug e.a. en door Wijkvereniging van Stolkpark gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) de door Wijkvereniging Duttendel en Wittebrug e.a. en door Wijkvereniging van Stolkpark tegen deze besluiten ingestelde beroepen gegrond verklaard en deze besluiten vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 27 mei 1999, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 juni 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 8 september 1999 heeft Wijkvereniging van Stolkpark een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. J. Tammens en mr. V.F. Conings, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voort heeft namens Wijkvereniging Duttendel en Wittebrug e.a., mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, het woord gevoerd. Namens Wijkvereniging van Stolkpark heeft mr. C.G. Meeder, advocaat te Den Haag, het woord gevoerd.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten beogen met hun beslissing tot instemming met de aanwijzing van "De 72 trapjes" als nieuwe homo-ontmoetingsplaats om de sinds jaren in de Scheveningse Bosjes aan de Kerkhoflaan/Ary van der Spuyweg aanwezige homo-ontmoetingsplaats te verplaatsen naar "De 72 trapjes" .
2.2. in voormelde uitspraak van 19 september 1997 heeft de Voorzitter van de Afdeling met betrekking tot beslissing van appellanten tot instemming met de aanwijzing van Me 72 trapjes" als nieuwe homo-ontmoetingsplaats, onder meer het volgende overwogen.
"[Aan] de instemming van appellanten met de aanwijzing van 'De 72 trapjes' als nieuwe homo-ontmoetingsplaats [ligt] het oordeel ten grondslag [ ...] dat het beoogde gebruik van het desbetreffende gedeelte van de Scheveningse Bosjes verenigbaar is met de ingevolge het bestemmingsplan 'Scheveningse Bosjes' daarop rustende bestemming 'bospark' en dat appellanten - impliciet - tegen de beoogde ingebruikname van 'De 72 trapjes' niet met bestuursdwang zullen optreden. De instemming van appellanten met de aanwijzing houdt derhalve een rechtsoordeel in omtrent de toepasselijkheid van publiekrechtelijke voorschriften, waarvan de toepassing tot de bevoegdheid van appellanten behoort. Het besluit, waaraan het karakter van een publiekrechtelijke rechtshandeling niet kan worden ontzegd, is derhalve op rechtsgevolg gericht en mitsdien een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht."
2.3. Appellanten hebben allereerst betoogd dat de rechtbank buiten de grenzen van het geschil is getreden door daarbij de zogenoemde herinrichtingsmaatregelen te betrekken. Daartoe hebben zij gesteld dat het primaire besluit uitsluitend strekt tot verplaatsing van de homo-ontmoetingsplaats en dat de herinrichtingsmaatregelen toen niet duidelijk concreet waren vastgesteld.
Voorts hebben appellanten betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het door appellanten met de aanwijzing beoogde gebruik van “De 72 trapjes" in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Scheveningse Bosjes".
2.4. Eerstvermeld betoog treft doel.
Uit de primaire beslissing en de bij de rechtbank bestreden beslissing op bezwaar blijkt weliswaar dat "De 72 trapjes" met het oog op de aanwijzing als nieuwe homo-ontmoetingsplaats zal worden heringericht, doch niet dat daarbij concrete inrichtingsmaatregelen waren voorzien. De rechtbank mocht de aanwezigheid daarvan derhalve niet bij haar beoordeling betrekken.
Dat inmiddels in verband met de aanwijzing wel meer concrete herinrichtingsmaatregelen zijn voorgenomen, waarmee is beoogd om de homo-ontmoetingsplaats visueel af te scheiden van de omgeving, staat hier derhalve niet ter beoordeling.
2.5. Hier staat uitsluitend ter beoordeling de vraag of het door appellanten met de aanwijzing beoogde gebruik van “De 72 trapjes" in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Scheveningse Bosjes".
2.5.1. Ook het daarop betrekking hebbende beroepsonderdeel treft doel.
2.5.2. Blijkens de bij het bestemmingsplan "Scheveningse Bosjes" behorende plankaart zijn de betrokken gronden bestemd als "Bospark".
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften - voorzover hier van belang - zijn aan de gronden, welke blijkens de plankaart als zodanig zijn bestemd, de volgende doeleinden toegekend: - behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende natuur-, ecologische- en landschappelijke waarden; - wandelpark en bijbehorende voorziening; - terrein ten behoeve van onderhoud groenvoorzieningen en bospark; - water; - voet- en fietspaden.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de planvoorschriften kan de wijze waarop de toegekende doeleinden worden nagestreefd, als volgt worden beschreven. De prioriteit van de verschillende doeleinden ligt bij het behoud en/of herstel van de landschappelijke waarden. De (passieve) recreatieve functie en de overige functies van het gebied zijn hieraan ondergeschikt. Het gebruik van het gebied ten behoeve de recreatie en het oprichten van bouwwerken mogen geen afbreuk doen aan de landschappelijke waarden van het gebied.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de planvoorschriften - voorzover hier van belang - is het verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de voorgeschreven bestemming.
2.5.3. Er is geen grond voor het oordeel dat het gebruik van het park, inclusief “De 72 trapjes", door welke groep personen dan ook, als plaats om elkaar te ontmoeten en om aldaar te recreëren, in strijd is met de bestemming. Anders dan de rechtbank moet worden geoordeeld dat niet valt in te zien dat door het bij de aanwijzing beoogde gebruik als homo-ontmoetingsplaats een inbreuk wordt gemaakt op het openbare recreatieve karakter van het bospark. Dit gebruik is niet zodanig ingrijpend dat de openbare toegankelijkheid van het park wordt beïnvloed op een wijze die afbreuk doet aan de bestemming.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De bij de rechtbank ingestelde beroepen dienen alsnog ongegrond te worden verklaard.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin: 1
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 19 april 1999, 98/2061 en 98/3094;
III. verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door rnr W.M.G. Eekhof-de Vries, Voorzitter, en mr J.H.B. van der Meer en mr C. de Gooijer, Leden, in tegenwoordigheid van mr M. Groverman, ambtenaar van Staat.
w.g. Eekhof-de Vries w.g. Groverman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2000
110-304.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,