ECLI:NL:RVS:2001:AB0268

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200003439/1.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • B. van Wagtendonk
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Minister van Justitie bij Wob-verzoek en vernietiging eerdere uitspraak

In deze zaak gaat het om de bevoegdheid van de Minister van Justitie om te beslissen op een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank te 's-Hertogenbosch had eerder geoordeeld dat de Minister niet bevoegd was om op het verzoek van A te beslissen, omdat de gevraagde bandopname berustte bij het hoofd van het ressortparket te 's-Hertogenbosch, dat als bestuursorgaan in de zin van de Wob werd aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van A gegrond en vernietigde het besluit van de Minister.

De Minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Minister onbevoegd was. De Wob bepaalt in artikel 3 tot wie een verzoek kan worden gericht, maar zegt niets over de bevoegdheid van de Minister om te beslissen op verzoeken die betrekking hebben op informatie die bij een ander bestuursorgaan berust. Artikel 4 van de Wob stelt dat indien een verzoek betrekking heeft op gegevens die bij een ander bestuursorgaan berusten, de verzoeker naar dat orgaan kan worden verwezen. Dit leidt er niet toe dat de Minister niet bevoegd is om op het verzoek te beslissen.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De beslissing van de Raad van State werd genomen in naam der Koningin en werd uitgesproken op 15 februari 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200003439/1.
Datum uitspraak: 15 februari 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Minister van Justitie, appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juni 2000 in het geding tussen:
A, wonend te B
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 1999 is namens appellant een door A (hierna: A) op de voet van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) gedaan verzoek om informatie afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 1999 heeft appellant het door A daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 5 juni 2000, verzonden op 8 juni 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door A daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het bezwaar van A gegrond verklaard, het besluit van 5 maart 1999 herroepen en appellant onbevoegd verklaard om op het verzoek van A te beslissen. Deze uitspraak is aangehecht.
[redactie: url('AA7144',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=20806)]
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 augustus 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 18 oktober 2000 heeft A een memorie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van A. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2001, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman, ambtenaar bij het ministerie, en A zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat appellant niet bevoegd was om op het verzoek te beslissen, omdat de bandopname, waarom is verzocht, bij het hoofd van het ressortsparket te 's-Hertogenbosch berust, dat hoofd is aan te merken als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, en uit de artikelen 3 en 4 van die wet voortvloeit dat een bestuursorgaan zelf op een verzoek om onder hem berustende informatie dient te beslissen.
2.2. Appellant bestrijdt dit oordeel met succes. In de Wob is omtrent de bevoegdheid om te beslissen op verzoeken om informatie in artikel 3 slechts bepaald, tot wie een verzoek kan worden gericht en met inachtneming waarvan op een verzoek wordt beslist. Dat in artikel 4 is bepaald dat, indien een verzoek betrekking heeft op gegevens die bij een ander bestuursorgaan berusten, dan dat waarbij het verzoek is ingediend, de verzoeker zo nodig naar dat orgaan wordt verwezen, dan wel dat het verzoek, ingeval het schriftelijk is gedaan, naar dat bestuursorgaan wordt doorgezonden, leidt onder die omstandigheden niet tot de conclusie dat appellant, onder wiens verantwoordelijkheid voormeld hoofd werkzaam is, niet bevoegd was om op het verzoek te beslissen. Ook anderszins bestaat voor die conclusie geen grond.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Nu de rechtbank niet is toegekomen aan een inhoudelijke behandeling, is er grond om de zaak naar haar terug te wijzen ter verdere behandeling.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juni 2000, in zaak no. AWB 9916003 WOB;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2001
91.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,