ECLI:NL:RVS:2001:AB0715
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- J.A.M. van Angeren
- F.P. Zwart
- Rechtspraak.nl
Weigering exploitatievergunning voor alcoholvrije inrichting op basis van levensgedrag
In deze zaak heeft de Raad van State op 12 maart 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van de burgemeester van Kerkrade om een exploitatievergunning voor een alcoholvrije inrichting te verlenen. De burgemeester had de vergunning geweigerd op basis van het oordeel dat de appellant van slecht levensgedrag was, wat in strijd zou zijn met de eisen van de Drank- en Horecawet en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De burgemeester baseerde zijn oordeel op de aanwezigheid van de appellant in de politieadministratie vanwege overtredingen van de Opiumwet, waarbij hij softdrugs zou hebben verkocht of voorradig heeft gehad.
De appellant betoogde dat, zelfs als hij in strijd met de Opiumwet had gehandeld, dit niet automatisch betekende dat hij van slecht levensgedrag was. Hij stelde ook dat de rechtbank ten onrechte niet alleen veroordelingen, maar ook verdenkingen had betrokken bij de beoordeling van zijn levensgedrag. De Raad van State oordeelde echter dat er geen beperkingen waren opgelegd aan de feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mochten worden betrokken. De Raad bevestigde dat de burgemeester in redelijkheid tot het oordeel had kunnen komen dat de appellant niet voldeed aan de eisen van de APV en de Drank- en Horecawet.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad van State concludeerde dat de burgemeester terecht de vergunning had geweigerd, gezien de omstandigheden en de feiten die aan de weigering ten grondslag lagen. De beslissing werd genomen in het openbaar, waarbij de Raad de uitspraak in naam der Koningin deed.