ECLI:NL:RVS:2001:AB1368
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.J.M.S. Leyten-de Wijkerslooth
- M.J. van der Zijpp
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening en beroep inzake vergunning genetisch gemodificeerde organismen
In deze zaak heeft de coöperatie "Coöperatie Verkoop- en Productievereniging van Aardappelmeel en Derivaten 'AVEBE' B.A." (hierna: appellante) beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: verweerder) op haar aanvraag van 14 oktober 1998. Appellante had eerder een vergunning verkregen voor de vermeerdering, teelt en verwerking van genetisch gemodificeerde aardappelrassen, welke vergunning tot 31 december 1998 geldig was. Appellante verzocht om verlenging van deze vergunning tot 31 december 2003. Bij brief van 16 maart 2001 heeft appellante de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat er geen tijdig besluit was genomen op haar aanvraag.
De zaak is behandeld op 10 april 2001, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat en gemachtigden, en verweerder door ambtenaren van het ministerie. De Voorzitter overwoog dat niet in geding was dat verweerder niet tijdig een besluit had genomen, en dat de wettelijke verplichting om tijdig te beslissen niet was nageleefd. Verweerder had aangevoerd dat de vertraging was veroorzaakt door onduidelijke adviezen en de noodzaak om te wachten op beleidsdocumenten, maar de Voorzitter oordeelde dat deze omstandigheden niet afdoen aan de verplichting om tijdig te beslissen.
De Voorzitter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit als gelijk te stellen met een besluit. Verweerder werd opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen, met een dwangsom van ƒ 500,00 per dag voor elke dag dat dit niet zou gebeuren, tot een maximum van ƒ 20.000,00. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van appellante. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 26 april 2001.