ECLI:NL:RVS:2001:AB1873
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.A.E. van der Does
- drs. 1. Sluiter
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake bouwplan in strijd met bestemmingsplan Schalkwijk C (Oostlob)
Op 30 maart 2001 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwplan in Schalkwijk. De verzoekers, wonend in de nabijheid van het beoogde bouwproject, stelden dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan 'Schalkwijk C (Oostlob)', dat het perceel bestemde voor bijzondere doeleinden zoals instellingen voor openbaar bestuur en dienstverlening. Het bouwplan omvatte woningen, wat volgens de verzoekers niet in overeenstemming was met de bestemming. Daarnaast werd gesteld dat het bouwplan de bebouwingsgrenzen en hoogtebepalingen overschreed, met een nokhoogte van ongeveer 19 meter op slechts 36 meter afstand van de woningen van de verzoekers.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, J.A.E. van der Does, oordeelde dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is ingesteld. De bouwer loopt echter een risico door gebruik te maken van een vergunning die nog niet in rechte onaantastbaar is. De Voorzitter concludeerde dat de enkele mogelijkheid dat de vergunning niet in stand blijft, niet voldoende was om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. Bovendien werd vastgesteld dat het bouwplan, gelet op de geldende bebouwingsmogelijkheden, geen zeer ernstige inbreuk op het bestaande planologisch regime betekende. De maximale oppervlakte en het bouwvolume waren minder dan toegestaan volgens het bestemmingsplan, en de behoefte aan de woningen was voldoende aangetoond.
Daarom oordeelde de Voorzitter dat de belangen van de vergunninghouder bij het voortzetten van de bouwactiviteiten zwaarder wogen dan die van de verzoekers bij het schorsen van de vergunning. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de Voorzitter benadrukte dat zijn oordeel voorlopig was en niet bindend in de bodemprocedure. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 maart 2001.