200002275/1.
Datum uitspraak: 10 mei 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Veldhoven,
appellanten,
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te 'sHertogenbosch van 23 maart 2000 in het geding tussen:
1. A, wonend te B,
2. C, wonend te B
Bij besluit van 3 maart 1999 hebben appellanten vergunning verleend aan D voor het veranderen van een woning op het perceel kadastraal bekend gemeente B, sectie […], nummer […], plaatselijk bekend […] […] te B (hierna: het perceel).
Bij besluit van 13 december 1999, verzonden op 22 december 1999, hebben appellanten de daartegen door C en A gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 23 maart 2000, verzonden op 3 april 2000, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de president) met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht de daartegen door C en A ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het besluit van appellanten van 3 maart 1999 herroepen en alsnog de gevraagde bouwvergunning geweigerd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 10 mei 2000, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 augustus 2000 heeft mr. B.J. Berton, gemachtigde van C, een memorie ingediend. Bij brief van 1 september 2000 heeft mr. W.H.E. Parlevliet, gemachtigde van A, eveneens een memorie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van burgemeester en wethouders. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 200 1, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. S.M. Brand-Borghaerts, ambtenaar der gemeente, alsmede C, bijgestaan door mr. B.J. Berton, en A, bijgestaan mr. W.H.E. Parlevliet, zijn verschenen. Verder is belanghebbende D ter zitting verschenen.
2.1. Het bouwplan betreft een uitbreiding van de woning met een extra verdieping. Het dak van de woning zal een kwartslag worden gedraaid, de nokhoogte zal worden verhoogd en er zullen twee dakkapellen op het dak worden geplaatst. De bouwhoogte van de verdieping bedraagt 2,4 meter over een breedte van 1,53 meter, terwijl de bouwhoogte ter plaatse van de dakkapellen 2,3 meter bedraagt. De verdieping zal volgens de vergunningaanvraag worden verdeeld in drie afzonderlijke ruimtes, welke als hobbyruimte en berging zullen worden gebruikt.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Hoogepatse Akkers" heeft het perceel de bestemming "Eengezinshuizen, klasse E2 G". Ingevolge het bepaalde in artikel 4.A.1.b., onder 2, mag het aantal woonlagen 2 bedragen. De maximale goothoogte van de voorgevel in de naar de weg gekeerde bebouwingszone mag 6 meter bedragen en de maximale bebouwingshoogte 10 meter.
2.3. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het bouwplan voorziet in een - met het bestemmingsplan strijdige - derde woonlaag. Appellanten hebben aangevoerd dat het bouwplan zowel functioneel als technisch niet als zodanig kan worden aangemerkt.
2.4. Dit betoog treft geen doel. De Afdeling stelt vast dat het begrip 11 woonlaag" in de planvoorschriften niet is gedefinieerd. Wel is in deze voorschriften een definitie opgenomen van het begrip "bouwlaag". Dit begrip komt echter, in tegenstelling tot het begrip "woonlaag", in de planvoorschriften niet meer voor. In dit geval heeft de planwetgever met het opnemen van een definitie voor het begrip "bouwlaag" kennelijk beoogd om het begrip "woonlaag" te definiëren. Een redelijke uitleg van de planvoorschriften brengt in dit geval dan ook mee dat de definitie van het begrip "bouwlaag" dient te worden toegepast op het begrip "woonlaag".
2.5. Ingevolge artikel 1, onder i, van de planvoorschriften dient onder "bouwlaag" te worden verstaan: een begane grond en/of een hoger gelegen verdieping. Vast staat en onbestreden is dat met het bouwplan een verdieping op de tweede woonlaag zal worden opgericht. Het bouwplan voorziet derhalve in een derde woonlaag.
2.6. Uit het vorenstaande volgt dat het bouwplan in ieder geval in strijd is met het geldende bestemmingsplan, dat ter plaatse slechts twee woonlagen toestaat, en gelet op de bij de aanvraag verstrekte gegevens ook met het Bouwbesluit. De president is, zij het gedeeltelijk op andere gronden, tot dezelfde slotsom gekomen.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met enige verbetering van de gronden, te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. J.M. Boll en mr. B. van Wagtendonk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Lodder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2001
17-369.
Verzonden: 10 mei 2001
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,