ECLI:NL:RVS:2001:AB2051

Raad van State

Datum uitspraak
17 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200003409/1.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Kosto
  • M.E.E. Wolff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Delegatiebesluit Leerplichtwet en rechtskracht van besluiten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de leerplichtambtenaar van de gemeente Nieuwkoop tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 juni 2000. De rechtbank had het beroep van A gegrond verklaard en het besluit van de leerplichtambtenaar om verlof te weigeren, vernietigd. De leerplichtambtenaar had geweigerd A verlof te verlenen voor zijn drie minderjarige kinderen om van 19 tot en met 26 maart 1999 niet naar school te gaan. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de leerplichtambtenaar onbevoegd was genomen, omdat het delegatiebesluit dat aan de weigering ten grondslag lag, geen rechtskracht had.

In hoger beroep betoogde de leerplichtambtenaar dat de wetgever met artikel VI van de Overgangs- en slotbepalingen derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitzondering had willen maken op de gangbare praktijk inzake delegatiebesluiten. De Raad van State oordeelde echter dat uit het feit dat artikel 10:15 van de Awb ten aanzien van de Leerplichtwet 1969 nog niet in werking is getreden, niet voortvloeit dat er geen wettelijke grondslag vereist is voor delegatie. De Raad bevestigde dat de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 13a van de Leerplichtwet, uitdrukkelijk is toegekend aan het hoofd van de school en dat er geen wettelijke basis is voor de overdracht van deze bevoegdheid aan de leerplichtambtenaar.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200003409/1.
Datum uitspraak: 17 mei 2001.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de leerplichtambtenaar van de, gemeente Nieuwkoop,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 juni 2000 in het geding tussen:
A, wonend te B
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 1999 heeft appellant geweigerd A verlof te verlenen als bedoeld in artikel 13a van de Leerplichtwet 1969 (hierna: Leerplichtwet) dat zijn drie minderjarige kinderen de school gedurende de periode van 19 tot en met 26 maart 1999 niet bezoeken.
Bij besluit van, 12 juli 1999 heeft appellant het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de bezwaarschriftencommissie a.i. van de gemeente Nieuwkoop van 12 juli 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 5 juni 2000, verzonden op 6 juni 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het besluit van appellant van 4 februari 1999 herroepen en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit. Deze uitspraak is aangehecht. [redactie: ELROnummer url('AA6720',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=20370)]
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 juli 2000, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 oktober 2000 heeft A een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2001, waar appellant in de persoon van R.E. van Veen, en J. Winkel, in persoon en vertegenwoordigd door mr. Klazinga, advocaat te Haarlem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft ten onrechte betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat de wetgever met artikel VI van de Overgangs- en slotbepalingen derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bewust een uitzondering heeft willen maken op de gangbare praktijk inzake delegatiebesluiten ten aanzien van de Leerplichtwet.
Uit het feit dat artikel 10: 15 van de Awb, welk artikel bepaalt dat delegatie slechts geschiedt indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien, ten aanzien van de Leerplichtwet 1969 nog niet in werking is getreden, vloeit niet voort dat geen wettelijke grondslag is vereist. De Awb codificeert immers op dit punt de vaste rechtspraak, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen.
In de Leerplichtwet is de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 13a, - uitdrukkelijk toegekend aan het hoofd, terwijl in deze noch in enige andere wet een grondslag kan worden gevonden voor de overdracht van deze bevoegdheid aan appellant.
Het delegatiebesluit van 22 januari 1998 mist derhalve rechtskracht, zodat het oordeel van de rechtbank dat het besluit van 4 februari 1999 onbevoegd is genomen, juist is.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Wolff
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2001.
238
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,