ECLI:NL:RVS:2001:AB2320
Raad van State
- Cassatie
- J.P.H. Donner
- J.A.M. van Angeren
- E.M.H. Hirsch Ballin
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor Gelredome: geluidshinder en verkeersoverlast bij evenementen
In deze zaak gaat het om de vergunningverlening voor het voetbalstadion en evenementencomplex Gelredome in Arnhem. De vergunning, verleend op 15 december 1998, betreft een uitbreiding van het aantal zitplaatsen en evenementen, waarbij het aantal ontheffingen van geluidnormen verhoogd wordt van twaalf naar vierentwintig per jaar. Appellanten, waaronder bewoners en de Dorpsvereniging Elden, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, met name vanwege de verwachte geluidshinder en verkeersoverlast. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 mei 2001 behandeld.
De appellanten stellen dat de geluidvoorschriften onvoldoende bescherming bieden tegen geluidshinder, vooral tijdens muziekevenementen. De vergunningvoorschriften bepalen dat het equivalente geluidniveau (Laeq) niet meer dan 60 dB(A) mag bedragen tussen 07.00 en 19.00 uur en 55 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur. De Afdeling oordeelt dat de vergunningvoorschriften niet adequaat zijn gemotiveerd, vooral omdat niet duidelijk is of de inrichting kan voldoen aan de geluidvoorschriften tijdens muziekevenementen. Dit leidt tot de conclusie dat vergunningvoorschrift 4.3, dat de geluidvoorschriften voor muziekevenementen uitsluit, vernietigd moet worden.
Daarnaast hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen de maatregelen in het mobiliteitsplan, dat volgens hen onvoldoende waarborgen biedt tegen verkeersoverlast. De Afdeling oordeelt dat de geluid- en verkeershinder niet aan de inrichting kan worden toegerekend, omdat het verkeer zich niet onderscheidt van het overige verkeer op de betrokken wegen. De beroepsgronden van de appellanten met betrekking tot parkeeroverlast worden eveneens ongegrond verklaard, omdat de gemeente voldoende maatregelen heeft getroffen om dit te beperken.
De Afdeling verklaart het beroep van appellanten sub 4 gegrond, vernietigt het besluit van de burgemeester en wethouders van Arnhem voor zover het voorschrift 4.3 betreft, en verklaart de beroepen voor het overige ongegrond. De gemeente Arnhem wordt veroordeeld in de proceskosten van appellanten sub 4 en moet het griffierecht vergoeden.