2.6. In het meergenoemde Koninklijk besluit van 28 juli 1992 is het volgende overwogen.
"Gedeputeerde staten hebben aan het plan goedkeuring onthouden, omdat de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening niet inhoudt dat aan elke willekeurige locatie binnen de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" zonder meer en zonder beoordeling van de landschappelijke inpasbaarheid de bestemming "Agrarisch bouwblok" zou kunnen worden gegeven. Gedeputeerde staten hebben bezwaren tegen de in het geding zijnde locatie, omdat deze nabij de Loo-esch is gelegen, die een open eenheid is met een omvang van circa 85 ha, omringd door in karakteristiek Twentse stijl gebouwde boerderijen met bijbehorende beplanting, terwijl de locatie ook deel uitmaakt van het zogenaamde "matenlandschap", een kleinschalig houtwallen landschap dat gekenmerkt wordt door een beekloop, houtwallen en grasland. De aard en de schaal van de bebouwing zullen, volgens gedeputeerde staten, de gave esrandzone in onaanvaardbare mate aantasten. Dit plan is vastgesteld met toepassing van artikel 5, lid f, onder 2, van de bij het bestemmingsplan "Buitengebied" behorende voorschriften, dat bepaalt dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" te wijzigen in de bestemming "Agrarisch bouwblok" ten behoeve van nieuwe agrarische bedrijven. Op verzoek van A om op de hoek van de […]weg en de […]weg een paardenfokkerij te kunnen vestigen hebben burgemeester en wethouders gebruik gemaakt van evengenoemde wijzigingsbevoegdheid.
Deze fokkerij is een productiegerichte paardenhouderij en valt derhalve onder het begrip "agrarisch bedrijf" zoals dat in artikel 1, onder q, van de planvoorschriften is omschreven.
Voorts voldoet het wijzigingsplan aan de voorwaarden in artikel 5, lid f, onder 2, van de bij het bestemmingsplan "Buitengebied" behorende voorschriften.
De locatie is namelijk niet gelegen in de op de plankaart aangegeven "350 m zone" noch in de gebieden met de aanduiding "geen bebouwing toegestaan".
Daarnaast heeft het voorziene bouwblok een omvang van 0,9 ha, waarvan 0,7 ha als bebouwingsvlak is aangemerkt.
Verder zijn de in artikel 3 van het voorliggende plan vastgestelde bebouwingsbepalingen in overeenstemming met artikel 3 van de voorschriften bij het bestemmingsplan "Buitengebied" betreffende de bestemming "Agrarisch bouwblok".
Voorts is de directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie gehoord, die na een beoordeling van de landschappelijke inpasbaarheid geen bezwaren tegen de vestiging van de paardenfokkerij heeft.
Hoewel aldus aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 5, lid f, onder 2, van de bij het bestemmingsplan "Buitengebied" behorende voorschriften is voldaan, dient, zoals gedeputeerde staten terecht hebben gedaan, ook te worden nagegaan of gelet op alle daarbij betrokken belangen wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.
Het geprojecteerde bouwblok heeft een omvang van circa 0,90 ha, waarvan 0,70 ha als bebouwingsvlak is aangemerkt, hetgeen Ons gezien de aard van het voorgenomen bedrijf niet onaanvaardbaar voorkomt.
Het bouwblok is gelegen in het circa 3 ha grote, in eigendom van A zijnde, perceel dat begrensd wordt door een houtwal en een door A aangebrachte beplantingsstrook en ligt ongeveer 400 m van de Loo-esch.
Het zicht op de Loo-esch en de daarlangs gelegen bebouwing vanaf het in geding zijnde perceel wordt nagenoeg geheel ontnomen door de beplanting van het gebied. Onzes inziens is er derhalve geen sprake van een onaanvaardbare aantasting van de Loo-esch door de vestiging van dit agrarisch bedrijf.
Verder maakt het perceel weliswaar deel uit van het zogenoemde matenlandschap, maar kan er naar Ons oordeel, gezien de in de directe nabijheid van het perceel gelegen niet in karakteristiek Twentse stijl gebouwde agrarische en niet agrarische bebouwing, niet gesproken worden van een in landschappelijk opzicht onaangetast geheel, zodat ook om die reden het agrarisch bouwblok uit landschappelijk oogpunt niet onaanvaardbaar is.
Overigens blijkt uit de stukken dat ook volgens het streekplan de nieuwvestiging van agrarische bedrijven ter plaatse mogelijk is. Gezien het vorenstaande zijn Wij van oordeel dat noch de aard en de omvang noch de locatie van het voorgenomen bedrijf op zwaarwegende planologische bezwaren stuit, zodat het beroep gegrond is en aan het voorliggende plan alsnog goedkeuring moet worden verleend."