Raad
van State
200003494/1.
Datum uitspraak: 6 juli 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Vereniging voor Christelijk Nationaal Basisonderwijs in de gemeente
Wûnseradiel, gevestigd te Witmarsum, gemeente Wûnseradiel,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 14 juli 2000 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Wûnseradiel.
Bij besluit van 21 december 1998 hebben burgemeester en wethouders van Wûnseradiel (hierna: burgemeester en wethouders) de aanvraag van appellante om vergoeding van de kosten van vervanging van de schuifdeuren in de gemeenschapsruimte van de onder haar bestuur staande basisschool "De Oerdracht" te Exmorra, gemeente Wûnseradiel, afgewezen.
Bij besluit van 10 maart 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 15 februari 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 14 juli 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 21 juli 2000, bij de Raad van State ingekomen op 24 juli 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 september 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 november 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2001, waar appellante, vertegenwoordigd door R. Bijma, gemachtigde, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. S. Lemstra, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO) draagt de gemeenteraad ten behoeve van de door de gemeente in stand gehouden scholen en ten behoeve van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling. Hij behandelt daarbij de door de gemeente in stand gehouden scholen en de niet door de gemeente in stand gehouden scholen op gelijke voet.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de WPO dient het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat een voorziening in de huisvesting wenst die niet in het programma, bedoeld in artikel 95, is opgenomen, maar die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, een aanvraag om vergoeding van die voorziening in bij burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 98, tweede lid, van de WPO kan de beschikking een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere voorziening dan gewenst omvatten. De gemeenteraad wijst de aanvraag af, indien:
a. de beslissing over de voorziening kan worden genomen bij de vaststelling van het eerstvolgende programma, of
b. een van de weigeringsgronden, genoemd in artikel 100, eerste lid, onderdelen a tot en met d en f, en tweede lid, van toepassing is.
2.2. Hoofdstuk I, titel IV, Afdeling 3, van de Wet op het primair onderwijs kent met betrekking tot de afhandeling van aanvragen voor voorzieningen in de onderwijshuisvesting een uitdrukkelijke verdeling van de taken en bevoegdheden tussen enerzijds de raad en anderzijds burgemeester en wethouders. De beantwoording van de vraag of een aanvraag wordt ingewilligd, is daarin expliciet voorbehouden aan de raad, op wie ingevolge artikel 91, eerste lid, van de WPO ook de zorgplicht rust voor de voorzieningen in de onderwijshuisvesting. De in dit verband aan burgemeester en wethouders opgedragen taken en bevoegdheden hebben dan ook slechts betrekking op de voorbereiding van besluitvorming door de raad en de feitelijke uitvoering van door de raad genomen besluiten. Delegatie aan burgemeester en wethouders van de bevoegdheid om op aanvragen voor voorzieningen in de onderwijshuisvesting als bedoeld in artikel 98 van de WPO te beslissen, zoals in de gemeentelijke verordening is geregeld, doorkruist het in de WPO neergelegde stelsel van taken en bevoegdheden en behoeft daarom een uitdrukkelijke tot afwijking van dit stelsel strekkende grondslag in een wet in formele zin. De WPO voorziet daarin niet.
2.3. Uit het vorenstaande volgt dat burgemeester en wethouders niet bevoegd waren een beslissing te nemen op de aanvraag van appellante van 2 november 1998 met betrekking tot het vervangen van de schuifdeuren in de gemeenschapsruimte van de basisschool "De Oerdracht". Bij de beslissing op bezwaar had het primaire besluit dan ook moeten worden herroepen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond, de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen wordt het inleidende beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar van 10 maart 1999 vernietigd en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op na te melden wijze in de zaak voorzien.
2.5. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 14 juli 2000, 99/321 VEROR;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel van 10 maart 1999;
V. herroept het besluit van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel van 21 december 1998;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt burgemeester en wethouders van Wûnseradiel in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 2.840,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Wûnseradiel te worden betaald aan appellante;
VIII. gelast dat de gemeente Wûnseradiel aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (ƒ 1.125,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. J.A.M. van Angeren, Leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Loon
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2001
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,