200100465/1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de vereniging Bredase en Nieuwginnekense Mixed Hockey Club Zwart-Wit, en
2. de vereniging Vereniging T.C. Breda, beide gevestigd te Breda,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda van 15 december 2000 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Breda.
Bij besluit van 10 augustus 1999 hebben burgemeester en wethouders van Breda (hierna: burgemeester en wethouders) appellante sub 2 (hierna: T.C.) bouwvergunning verleend voor het plaatsen van 4 lichtmasten op het sportcomplex, gelegen aan de Galderseweg 45 te Breda.
Bij besluit van 9 september 1999 hebben zij appellante sub 1 (hierna: Zwart-Wit) bouwvergunning verleend voor het plaatsen van 8 lichtmasten op hetzelfde complex.
Bij besluit van 3 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door [bezwaarde] en anderen (hierna: [bezwaarde]) gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de besluiten herroepen en de bouwvergunningen alsnog geweigerd. Dit besluit en het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 15 december 2000, verzonden op 20 december 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft T.C. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2001, en Zwart-Wit bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2001, hoger beroep ingesteld. Zwart-Wit heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 2 maart 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 18 mei 2001 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend. Bij brief van 4 april 2001 heeft [bezwaarde] een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2001, waar T.C., vertegenwoordigd door mr Y.J. van Amelsvoort, advocaat te Breda, Zwart-Wit, vertegenwoordigd door mr J.P. Schouten, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr P.L.J. Verhoef, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Namens [bezwaarde] zijn daar verschenen mr M.P. Wolf, advocaat te Breda, en B.B. Ledeboer.
2.1. Voor zover Zwart-Wit heeft beoogd te betogen dat de rechtbank heeft miskend dat degenen die bezwaar hebben gemaakt tegen de bouwvergunningen in dat bezwaar niet hadden mogen worden ontvangen, omdat zij niet als belanghebbenden zijn aan te merken, volgt de Afdeling haar niet in dat betoog. Gebleken is dat de bezwaarden allen in de onmiddellijke nabijheid van het sportterrein woonachtig zijn.
2.2. De bouwplannen voorzien in het oprichten van in totaal twaalf lichtmasten van elk 12 meter hoog.
2.3. Anders dan appellanten betogen, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de lichtmasten niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van de sportbeoefening, als bedoeld in artikel 9, derde lid, sub 1, onder d, van de planvoorschriften, nu gesteld noch gebleken is dat sportbeoefening zonder die masten niet kan plaatsvinden. Dat dat zonder die masten niet 's avonds althans niet tot laat in de avond kan, doet daaraan niet af. Voor het oprichten ervan biedt het bestemmingsplan derhalve geen ruimte, nu het gaat om masten die hoger zijn dan 3 meter.
2.4. De rechtbank heeft derhalve terecht geconcludeerd dat burgemeester en wethouders de bouwvergunningen ingevolge het bepaalde bij artikel 44 van de Woningwet wegens strijd met het bestemmingsplan moesten weigeren, zoals zij bij het bestreden besluit hebben gedaan.
2.5. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Rechtdoende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Roelfsema
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2001
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,