ECLI:NL:RVS:2001:AB6570

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200103109/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.L. Berg
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vergunning voor schietactiviteiten in Heeze-Leende

Op 10 augustus 2001 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, wonend te Heeze-Leende, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende, waarbij een vergunning is verleend voor het oprichten en in werking hebben van een schietinrichting. Dit besluit is op 15 mei 2001 genomen en ter inzage gelegd op 24 mei 2001. Verzoekers hebben op 18 juni 2001 beroep ingesteld en op 4 juli 2001 verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 augustus 2001.

De vergunning is verleend onder voorwaarden die betrekking hebben op geluidshinder, waarbij grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het piekgeluidniveau zijn vastgesteld. Verzoekers hebben aangevoerd dat de locatie van de inrichting niet geschikt is en dat de huidige locatie geschikter is. De Voorzitter overweegt echter dat bij de beoordeling van de aanvraag om een milieuvergunning alleen kan worden gekeken naar de locatie waarvoor de aanvraag is gedaan. De geschiktheid van een andere locatie kan niet in deze beoordeling worden meegenomen.

Daarnaast hebben verzoekers gesteld dat de inrichting geluidhinder zal veroorzaken. De Voorzitter heeft echter geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat onverwijlde spoed vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. Gelet op de belangen van de betrokken partijen heeft de Voorzitter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. De beslissing is genomen in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht en is niet bindend voor de bodemprocedure.

Uitspraak

Raad
van State
200103109/2.
Datum uitspraak: 10 augustus 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2001 hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan het schuttersgilde Sint Catharina en Sint Barbara een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting op het perceel, kadastraal bekend gemeente Heeze-Leende, sectie F, nummer 890, plaatselijk bekend hoek Loofvennen en Hans van Breukelenweg te Leende. Dit besluit is op 24 mei 2001 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 18 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2001, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 juli 2001.
Bij brief van 4 juli 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2001, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 augustus 2001, waar verzoekers, bij monde van [verzoeker] en [verzoeker 2], en verweerders, vertegenwoordigd door M.C.I. Smits, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder, vertegenwoordigd door G.W.M. van Happen, G.J.M. Kees en J.A. van Mierlo, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De bij het bestreden besluit verleende vergunning heeft betrekking op een terrein met twee schietbomen. Verzoekers verzoeken om een voorlopige voorziening in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst.
2.3. Verzoekers stellen allereerst dat de locatie van de inrichting, gelet op de aard van de omgeving, niet geschikt is en dat de huidige voor het schieten gebruikte locatie geschikter is.
2.3.1. De Voorzitter overweegt dat in het kader van de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning slechts kan worden beoordeeld of een inrichting op de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft, voor vergunningverlening in aanmerking komt. Of een andere locatie geschikter is kan in deze beoordeling niet worden betrokken. In zoverre bestaat derhalve geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Verzoekers stellen verder dat de inrichting, wanneer deze overeenkomstig de bij het bestreden besluit verleende vergunning in gebruik wordt genomen, geluidhinder zal veroorzaken.
2.4.1. Ter voorkoming dan wel beperking van geluidoverlast hebben verweerders onder meer de voorschriften 3.3 en 3.4, waarin grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau respectievelijk het piekgeluidniveau zijn opgenomen, aan de vergunning verbonden. De Voorzitter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerders zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat deze voorschriften toereikend zijn ter bescherming van het belang van het milieu. Voorts is niet gebleken dat de inrichting, met uitzondering van de schietactiviteiten die hierin plaatsvinden, niet aan de gestelde geluidgrenswaarden kan voldoen.
Wat de schietactiviteiten betreft, hebben verweerders in het bestreden besluit overwogen dat, ondanks dat uit akoestisch onderzoek is gebleken dat deze een aanzienlijke overschrijding van de in de voorschriften 3.3 en 3.4 opgenomen geluidgrenswaarden tot gevolg hebben, zij hierin, gelet op de aangevraagde schietintensiteit, geen aanleiding hebben gezien om de vergunning deswege te weigeren. Zij achten het aanvaardbaar om voor de aangevraagde schietactiviteiten ontheffing te verlenen van de gestelde grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het piekgeluidniveau. In voorschrift 3.6 hebben zij bepaald dat, kort weergegeven, zes keer per jaar ontheffing kan worden verleend met dien verstande dat de in dit voorschrift opgenomen grenswaarden voor het cumulatieve geluidniveau (Lr) niet worden overschreden.
Blijkens de aanvraag, die deel uitmaakt van de vergunning, blijven de schietactiviteiten beperkt tot zes dagen per jaar en vinden deze plaats tussen 13.00 en 17.00 uur. Gelet op het tijdstip en het geringe aantal dagen waarop geschoten mag worden en in aanmerking genomen hetgeen vergunninghouder ter zitting heeft medegedeeld over de duur van het schieten, ziet de Voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding om in afwachting van het geding in de bodemprocedure in verband met de geluidbelasting vanwege de inrichting een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Ook in hetgeen verzoekers met betrekking tot de totstandkoming van het besluit hebben aangevoerd vindt de Voorzitter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.6. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door drs. E.L. Berg, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Berg w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2001
262-334.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,