ECLI:NL:RVS:2001:AC0097

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200002238/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • J.A.M. van Angeren
  • B. van Wagtendonk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing subsidieaanvraag op basis van Regeling structuurverbetering glastuinbouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap '[appellante] B.V.' tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 27 april 2000. De rechtbank had het besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij om een subsidieaanvraag af te wijzen, vernietigd. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat het subsidieplafond reeds was bereikt op het moment van indiening. De rechtbank oordeelde dat de minister de beslissing op bezwaar inhoudelijk had moeten toetsen, ondanks de vernietiging op grond van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de minister de pro forma-aanvragen niet zonder meer buiten beschouwing had mogen laten en dat hij de indieners de gelegenheid had moeten geven om hun onvolledige aanvragen aan te vullen. De Raad stelde vast dat er geen rechtsgrond was om aanvragen die niet bij het regiokantoor van Laser in Diemen waren ingediend, buiten beschouwing te laten. De tekst van de Regeling en het besluit tot openstelling waren doorslaggevend, en de minister had geen verplichting om aanvragen op een standaardformulier in te dienen.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 19 januari 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200002238/1.
Datum uitspraak: 19 januari 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid '"[appellante] B.V", gevestigd te [vestigingsplaats] appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 27 april 2000 in het geding tussen:
appellante
en
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 1999, voor zover hier van belang, heeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: de minister) een aanvraag van appellante om subsidieverlening op de voet van de Regeling structuurverbetering glastuinbouw (Stcrt. 1997, 187, hierna : de Regeling) afgewezen.
Bij besluit van 26 oktober 1999 heeft de minister het daartegen gemaakte bezwaar met toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 27 april 2000, verzonden op 2 mei 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit neemt. Deze uitspraak is aangehecht. [redactie: url('AA6455',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=20078)]
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 10 mei 2000, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 juni 2000 heeft de minister een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2000, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te 's-Gravenhage, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. Piras, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De minister heeft de weigering appellante subsidie te verlenen gehandhaafd op de grond dat het subsidieplafond reeds was bereikt op het moment dat zij haar aanvraag indiende.
2.2. De rechtbank heeft dat besluit vernietigd, onder meer wegens onjuiste toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, waarin is bepaald dat van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is.
Anders dan appellante ter zitting heeft betoogd, staat de vernietiging op deze grond er in dit geval niet aan in de weg dat de rechtbank de beslissing op bezwaar inhoudelijk toetst, zoals zij heeft gedaan.
2.3. Het hoger beroep is verder uitsluitend gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat voor de minister geen rechtsgrond aanwezig was om bij de vaststelling of het subsidieplafond was bereikt de aanvragen, waaronder pro forma-aanvragen, die niet bij het regiokantoor van Laser in Diemen waren ingediend, buiten beschouwing te laten.
2.4. In de Regeling noch in de "Openstelling Regeling structuurverbetering glastuinbouw" (Stcrt. 1999, 35) is bepaald dat de aanvragen moeten worden ingediend bij het regiokantoor van Laser in Diemen. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister de aanvragen die bij een ander regiokantoor zijn ingediend buiten beschouwing heeft moeten laten. Dat in de brochure en in het aanvraagformulier Diemen als plaats van indiening staat vermeld, leidt niet tot een ander oordeel, nu de tekst van de Regeling en van het besluit tot openstelling op dit punt doorslaggevend zijn te achten. Dat appellante, naar zij heeft betoogd, van de publicatie van de openstelling in de Staatscourant eerst heeft kennis genomen, nadat de termijn voor het indienen van een aanvraag was gesloten, is een omstandigheid die voor haar rekening moet blijven.
2.5. In artikel 4:5, eerste lid, van de Awb is bepaald, dat, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
Gelet hierop, heeft de minister terecht het standpunt ingenomen dat hij de pro forma-aanvragen niet zonder meer buiten beschouwing heeft mogen laten, maar dat hij de indieners daarvan in de gelegenheid heeft moeten stellen hun onvolledige aanvraag aan te vullen. Het oordeel van de rechtbank is derhalve juist.
2.6. Ten aanzien van de wijze van indiening van een aanvraag is in de toelichting bij het besluit tot openstelling volstaan met de mededeling dat aanvragen kunnen worden ingediend met behulp van de door Laser te verstrekken formulieren. Daaruit kan, zoals de rechtbank met recht heeft overwogen, geen verplichting tot het gebruik van een standaard aanvraagformulier worden afgeleid. De rechtbank heeft appellante derhalve terecht niet gevolgd in haar betoog dat de aanvragen die niet op het daartoe bestemde formulier zijn ingediend niet moeten worden meegeteld.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door dr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. B. van Wagtendonk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Frenkel, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Frenkel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2001
128-206. Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,