ECLI:NL:RVS:2001:AD4589
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Dolman
- P.J.A.M. Broekman
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor aanleg laarzenpad in beschermd natuurmonument en de gevolgen voor natuurschoon en flora
In deze zaak gaat het om de vergunningverlening voor de aanleg van een laarzenpad in het staats- en beschermd natuurmonument 'Kievitsbloemterrein onder Hasselt en Zwolle'. De vergunning is verleend door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en is geldig tot 1 januari 2003. De vergunning bevat verschillende voorwaarden, waaronder de situering van het pad conform eerdere afspraken met Staatsbosbeheer en het vrij toegankelijk maken van het pad met duidelijke routepaaltjes. De appellanten, waaronder de stichting 'Stichting Natuur en Milieu Overijssel', hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij vrezen voor aantasting van het natuurschoon en de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, met name door verstoring van broedvogels en beschadiging van beschermde flora zoals de Kievitsbloem.
De Raad van State heeft de bezwaren van de appellanten ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de vergunninghouder met de aanleg van het laarzenpad wil bijdragen aan de maatschappelijke behoefte aan recreatief medegebruik van natuurgebieden. De Afdeling heeft daarbij een afweging gemaakt tussen het belang van het behoud van de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument en het belang van recreatie. De Afdeling concludeert dat de aan de vergunning verbonden voorwaarden voldoende zijn om de negatieve effecten op de flora en fauna te beperken. De sluiting van het pad gedurende het broedseizoen en de plaatsing van routepaaltjes zijn maatregelen die de verstoring van de natuur moeten minimaliseren.
De Afdeling oordeelt dat de vergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de rust in het gebied en dat de visuele verstoring door de aanleg van het pad en de bijbehorende voorzieningen als gering kan worden beschouwd. De appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de voorwaarden van de vergunning ontoereikend zijn om de natuurwaarden van het gebied te beschermen. De beroepen zijn derhalve ongegrond verklaard.