ECLI:NL:RVS:2001:AD5932
Raad van State
- Hoger beroep
- P. van Dijk
- F.P. Zwart
- E.M.H. Hirsch Ballin
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing naturalisatieverzoek op basis van tijdelijke verblijfsvergunning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 2 januari 2001. De rechtbank had het beroep van A gegrond verklaard en het besluit van de Staatssecretaris om het verzoek om naturalisatie af te wijzen vernietigd. De Staatssecretaris had de afwijzing gebaseerd op het feit dat A slechts een tijdelijke verblijfsvergunning had, die was verleend voor het verrichten van arbeid als godsdienstleraar. Deze vergunning was in 1993 verleend en was laatstelijk verlengd tot 13 november 2000. De rechtbank oordeelde dat A recht had op naturalisatie omdat er geen bedenkingen zouden bestaan tegen zijn verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland.
De Raad van State oordeelt echter dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de tijdelijke verblijfsvergunning van A geen bedenkingen opleverde voor naturalisatie. De Raad stelt vast dat A op 6 oktober 1993 een bewustverklaring heeft getekend waarin hij erkent dat zijn verblijf tijdelijk is en dat hij Nederland moet verlaten na beëindiging van zijn werkzaamheden. De Raad concludeert dat de vergunning van 1993 geen uitzicht biedt op een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van A ongegrond, waarmee de afwijzing van het naturalisatieverzoek door de Staatssecretaris wordt bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de verblijfsstatus en de voorwaarden waaronder naturalisatie kan plaatsvinden. De Raad bevestigt dat het hebben van een tijdelijke verblijfsvergunning niet automatisch leidt tot het recht op naturalisatie, vooral niet als er bedenkingen zijn tegen het verblijf voor onbepaalde tijd. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Wet arbeid vreemdelingen, en onderstreept de noodzaak voor vreemdelingen om aan de voorwaarden voor naturalisatie te voldoen.