ECLI:NL:RVS:2001:AD7860

Raad van State

Datum uitspraak
12 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200100049/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor dakopbouw op garage in strijd met welstandsadvies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had een bouwvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakopbouw op een garage, gelegen op een perceel in Hendrik-Ido-Ambacht. De burgemeester en wethouders weigerden deze vergunning op basis van een welstandsadvies, dat stelde dat de dakopbouw alleen aanvaardbaar zou zijn als er gelijktijdig een dakopbouw op de aangrenzende garage werd uitgevoerd. Appellant betoogde dat deze voorwaarde zijn bouwmogelijkheden onterecht beperkte, aangezien zijn bouwplan voldeed aan de voorschriften van het bestemmingsplan.

De Raad van State oordeelde dat het welstandsadvies de door het bestemmingsplan toegestane bouwmogelijkheden belemmerde. De rechtbank had niet onderkend dat de burgemeester en wethouders de grenzen van de welstandstoets hadden overschreden door het advies van de welstandscommissie te volgen. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant alsnog gegrond. Tevens werd het besluit van de burgemeester en wethouders om de bouwvergunning te weigeren vernietigd. De gemeente werd gelast om het griffierecht aan appellant te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt de verhouding tussen bestemmingsplannen en welstandsadviezen, en de noodzaak voor bestuursorganen om de wettelijke kaders en de rechten van burgers in acht te nemen bij het verlenen van vergunningen.

Uitspraak

Raad
van State
200100049/1.
Datum uitspraak: 12 december 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 3 november 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 1999 hebben burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht (hierna: burgemeester en wethouders) geweigerd aan appellant bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakopbouw op de garage op het perceel [adres] te [woonplaats].
Bij besluit van 17 januari 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van commissie bezwaar en beroep van 25 november 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 3 november 2000, verzonden op 16 november 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 december 2000, bij de Raad van State ingekomen op 2 januari 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2001, waar appellant in persoon, bijgestaan door zijn echtgenote [echtgenote], en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. R. Tamboenan, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan heeft betrekking op het plaatsen van een dakopbouw op een bestaande garage.
2.2. Ingevolge het geldende bestemmingsplan "Centrum" zijn de gronden waarop de dakopbouw is voorzien, bestemd voor "Eengezinshuizen in open bebouwing, met bijbehorende erven -EO-". Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder j, van de voorschriften van het bestemmingsplan mag bij iedere vrijstaande woning, hoekwoning of eindwoning van een blok aan een zijgevel een uitbreiding van de woning worden gebouwd waarbij, voor zover hier relevant, de breedte gemeten uit de zijgevel van de woning niet meer dan 3 meter mag bedragen en de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning.
Vast staat en niet in geschil is dat het bouwplan in overeenstemming is met de voorschriften van het bestemmingsplan.
2.3. In het welstandsadvies dat burgemeester en wethouders aan hun beoordeling ten grondslag hebben gelegd is vermeld dat alleen een gelijktijdige uitvoering van een dakopbouw op de aangrenzende garage waarbij beide dakopbouwen op elkaar worden afgestemd tot een welstandshalve aanvaardbaar eindbeeld leidt. Verder wordt aanbevolen de dakopbouwen zodanig terug te plaatsen dat een duidelijk ondergeschikte positionering in het straatbeeld ontstaat ten opzicht van de hoofdmassa van de woning.
2.4. Appellant betoogt dat ingevolge het welstandsadvies uitvoering van het bouwplan alleen mogelijk is als gelijktijdig op de garage van de naastgelegen woning een dakopbouw wordt uitgevoerd. Appellant is van mening dat hij hierdoor ten onrechte in zijn bouwmogelijkheden wordt beperkt, nu het bouwplan in overeenstemming is met de voorschriften van het bestemmingsplan.
Dit betoog slaagt. Uit voormelde planvoorschriften en de systematiek van het bestemmingsplan kan worden afgeleid dat de planwetgever heeft beoogd een uitbreiding met een kap mogelijk te maken. Het uitgebrachte welstandsadvies maakt dit echter geheel onmogelijk. Een verwezenlijking van de door het bestemmingsplan toegestane bouwmogelijkheden wordt door het volgen van het welstandsadvies mitsdien belemmerd.
De rechtbank heeft derhalve miskend dat burgemeester en wethouders de grenzen van de welstandstoets hebben overschreden door het advies van de welstandscommissie te volgen en hierin aanleiding hebben gezien om de bouwvergunning te weigeren.
2.5. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van appellant alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 3 november 2000, AWB 00/147;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht van 17 januari 2000, DLNG 0000093;
V. gelast dat de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal ƒ 565,00 (ƒ 225,00 + ƒ340,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2001
17-387.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,