200101271/1.
Datum uitspraak: 12 december 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda van 18 december 2000 in het geding tussen:
A en 34 anderen, wonend dan wel gevestigd te B en elders, en de besloten vennootschappen Holland Bean B.V. en C B.V., gevestigd te Heerle
Bij afzonderlijke besluiten van onder meer 7 juni 1999 heeft appellant aan A en 34 andere telers (hierna: A c.s.) een tegemoetkoming ingevolge de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (hierna: de Wet) toegekend op basis van het normbedrag voor stamslabonen industrieteelt.
Bij afzonderlijke besluiten heeft appellant aan Holland Bean B.V. en C B.V. (hierna: Holland Bean B.V. c.s.) een tegemoetkoming ingevolge de Wet toegekend op basis van het normbedrag voor stamslabonen verse marktteelt onder aftrek van de bespaarde kosten.
Bij afzonderlijke besluiten van 22 februari 2000 ten aanzien van A c.s. en van 15 maart 2000 ten aanzien van Holland Bean B.V. c.s. heeft appellant de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. De besluiten inzake A en Holland Bean B.V. zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 18 december 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de beslissingen op bezwaar vernietigd en appellant opgedragen nieuwe beslissingen op de bezwaarschriften te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 24 januari 2001, bij de Raad van State inkomen op 26 januari 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 april 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 6 juli 2001 hebben A c.s. en Holland Bean B.V. c.s. een memorie van antwoord ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van A c.s. en Holland Bean B.V. c.s. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2001, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W. Genuit, gemachtigde, en A c.s. en Holland Bean B.V. c.s., vertegenwoordigd door mr. W.M. Bijloo, advocaat te Middelharnis, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet, voor zover van belang, heeft een gedupeerde recht op een tegemoetkoming in de teeltplanschade, waaronder wordt verstaan het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende een bij ministeriële regeling te bepalen schadetermijn als gevolg van verlies of beschadiging van gewassen, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen teelt van gewassen.
Bij besluit van 29 oktober 1998, Stcrt. 1998, 208, heeft de staatssecretaris bekend gemaakt de Beleidsregels voor de toekenning van teeltplanschade op grond van de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 (hierna: de Beleidsregels). De Beleidsregels vermelden welke grondslagen zullen worden gehanteerd voor de berekening van de voor vergoeding in aanmerking komende teeltplanschade. Als normbedrag voor stamslabonen (industrie, nateelt) wordt in de bijlage een normbedrag van ƒ 2790,-- genoemd.
2.1.1. In geschil is de vraag of ter berekening van de tegemoetkoming in de gestelde schade aan stamslabonen ten aanzien van A c.s. moet worden uitgegaan van stamslabonen industrieteelt (hoofdteelt respectievelijk nateelt) met de bijbehorende normbedragen, op welk standpunt appellant zich stelt, dan wel van niet in de Beleidsregels genoemde stamslabonen verse marktteelt, waarvoor volgens A c.s. als tegemoetkoming een bedrag van ƒ 12.100,-- moet worden gehanteerd.
2.1.2. Ter motivering van haar oordeel dat de in geding zijnde bonen als stamslabonen verse marktteelt moeten worden aangemerkt, heeft de rechtbank, samengevat weergegeven, overwogen dat het gewas zelf en de toestand waarin het zich bevond ten tijde van het intreden van de schadeoorzaak doorslaggevend zijn ter bepaling van het type gewas en niet door wie - een gedeelte van - de teelt wordt uitgevoerd.
2.1.3. Appellant daarentegen stelt zich op het standpunt dat aan de hand van de opbouw van het normbedrag, waarin rekening is gehouden met gemaakte oogst- en afzetkosten, bepaald moet worden of sprake is van industrieteelt dan wel verse marktteelt. Nu A c.s. zelf als gevolg van teeltcontracten met Holland Bean B.V. c.s. geen kosten maken voor het oogsten en afzetten van de stamslabonen, is dát normbedrag van toepassing, waarin geen oogst- en afzetkosten zijn verdisconteerd, zijnde het normbedrag industrieteelt van ƒ 2790,-- (nateelt) respectievelijk ƒ 3720,-- (hoofdteelt).
2.1.4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant ten onrechte de door A c.s. geteelde stamslabonen als industrieteelt als bedoeld in de Beleidsregels heeft aangemerkt. Daarbij heeft de rechtbank terecht overwogen dat voor het onderscheid industrieteelt - verse marktteelt niet het normbedrag, dat wil zeggen de kostentoedeling betreffende de (oogst- en afzet)werkzaamheden aan teler en afnemer van belang is, doch het gebruikte zaaigoed, de toegepast zaaiwijze en teeltwijze.
Het oordeel van de rechtbank dat, gelet hierop, het gewas zelf en de toestand ervan ten tijde van de extreme regenval op 13 en 14 september 1998 bepalend zijn, ongeacht wie de teelt zou uitvoeren, en daarmee haar oordeel dat het in dit geschil gaat om stamslabonen verse marktteelt, is derhalve juist.
2.2. In geschil ten aanzien van Holland Bean B.V. c.s. is voorts de vraag of het door appellant gehanteerde normbedrag voor stamslabonen verse marktteelt van ƒ 7500,-- dient te worden verhoogd tot ƒ 12.100,--, zoals Holland Bean B.V. c.s. betogen.
2.2.1. Blijkens de beslissingen op bezwaar heeft appellant het normbedrag in de eerste plaats ontleend aan de Beleidsregels. Nu de Beleidsregels in de bijlage slechts een normbedrag voor stamslabonen industrieteelt en niet voor stamslabonen verse marktteelt vermelden, heeft appellant voor een normbedrag voor het laatst genoemde type stamslabonen aansluiting gezocht bij het in de bijlage bij de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vastgestelde Regeling oogstschade 1998 genoemde normbedrag van ƒ 7500,--.
2.2.2. De Afdeling begrijpt de aangevallen uitspraak aldus dat de rechtbank van oordeel is dat in beginsel het toepassen van het normbedrag van ƒ 7500,-- voor stamslabonen verse marktteelt strekt tot een juiste uitleg van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet.
Nu A c.s. en Holland Bean B.V. c.s. gemotiveerd een opbrengst van ƒ 12.100,-- per hectare hebben gesteld, had appellant dit nader dienen te onderzoeken. Dit is niet gebeurd. Appellant heeft voorts onvoldoende gemotiveerd waarom de door hem gehanteerde norm van ƒ 7500,-- aansluit bij de opbrengst die redelijkerwijs mocht worden verwacht. Gelet hierop heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat appellant heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. De conclusie van het vorenstaande is dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.4. Appellant dient op na te vermelden wijze in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij zal er rekening mee worden gehouden dat de onderhavige zaak in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht samenhangt met de zaak die bij de Afdeling is geregistreerd onder nummer 200101013/1 [redactie: url('AD7955',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=30421)] en die eveneens op 22 oktober 2001 ter zitting is behandeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de door A c.s. en Holland Bean B.V. c.s. in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 1065,--, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te worden betaald aan A c.s. en Holland Bean B.V. c.s.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en dr. E.M.H. Hirsch Ballin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Wolff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2001
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,