ECLI:NL:RVS:2001:AE3419
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- E.M. Ouwehand
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep tegen last tot staken illegale bewoning
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Helden. De burgemeester en wethouders hebben op 2 februari 2000 aan verzoeker gelast om uiterlijk per 1 juli 2000 de illegale bewoning van een bedrijfsloods te staken, met een dwangsom van ƒ 1000,-- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van ƒ 100.000,--. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar is op 16 maart 2001 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoeker op 21 juni 2001 hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 16 augustus 2001 behandeld. Tijdens de zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en de burgemeester en wethouders waren vertegenwoordigd door hun advocaat en een ambtenaar. De Voorzitter heeft vastgesteld dat verzoeker inmiddels het volledige bedrag van ƒ 100.000,-- aan dwangsommen heeft verbeurd. Verzoeker was in de veronderstelling dat het hoger beroep de werking van de last schorste, maar dit bleek niet het geval te zijn volgens de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter concludeert dat er geen onverwijlde spoed is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, aangezien verzoeker met het verzoek niet kan voorkomen dat de dwangsommen verder verbeurd worden. Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht wordt afgewezen, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 23 augustus 2001 openbaar uitgesproken.