ECLI:NL:RVS:2001:AE3534

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200100305/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieaanvraag door de Karel V Stichting voor Staatkundig Onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Karel V Stichting voor Staatkundig Onderzoek tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda van 16 november 2000. De stichting had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat de subsidie voor het jaar 1997 op nihil was gesteld. De Minister had dit besluit genomen op basis van de Subsidieregeling voor politiek-wetenschappelijke instituten 1995. De rechtbank had het beroep van de stichting ongegrond verklaard, waarna de stichting in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 augustus 2001 uitspraak gedaan. De stichting stelde dat de Tweede Kamer, en daarmee een Tweede Kamerlid, niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt, en dat de Afdeling daarom niet bevoegd zou zijn om te oordelen. De Afdeling verwierp dit betoog en oordeelde dat de stichting als rechtspersoon wel degelijk recht had op een beslissing over de subsidieaanvraag. De Afdeling concludeerde dat de werkzaamheden van de stichting niet als politiek-wetenschappelijk konden worden gekarakteriseerd, maar eerder als fractiewerkzaamheden, waarvoor een andere subsidieregeling geldt.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de stichting ongegrond. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

Raad
van State
200100305/1.
Datum uitspraak: 29 augustus 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Karel V Stichting voor Staatkundig Onderzoek", gevestigd te Goirle,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda van
16 november 2000 in het geding tussen:
appellante
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 1999 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de Minister) de hoogte van de aan appellante toe te kennen subsidie voor het jaar 1997 op grond van de Subsidieregeling voor politiek-wetenschappelijke instituten 1995 (hierna: de Subsidieregeling) op nihil gesteld met verrekening van de voor dat jaar verstrekte voorschotten ten bedrage van ƒ 30.471,00.
Bij besluit van 8 juni 1999 heeft de Minister het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 november 2000, verzonden op 27 november 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 5 januari 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 februari 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 april 2001 heeft de Minister een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2001, waar appellante, vertegenwoordigd door de heer ing. A.M.L. van Rooij, en de Minister, vertegenwoordigd door de heer mr. drs. J.H. Mensen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Subsidieregeling kan aan een rechtspersoon die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezig houdt met politiek-wetenschappelijke activiteiten ten behoeve van een in de Tweede Kamer der Staten-Generaal vertegenwoordigde politieke groepering en als zodanig door de fractie in de Tweede Kamer van deze groepering is aangewezen, een subsidie worden verleend als bijdrage in de uitgaven die in verband met de bedoelde activiteiten nodig zijn.
2.2. Ter zitting is door de gemachtigde van appellante gesteld dat ingevolge artikel 1:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de Tweede Kamer, en derhalve Tweede Kamerlid [Kamerlid], niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. De Afdeling is derhalve niet bevoegd om in de in geding zijnde zaak een beslissing te nemen.
De Afdeling kan dit betoog van appellante niet volgen. Blijkens artikel 1, eerste lid, van de onderhavige Subsidieregeling kan slechts aan een rechtspersoon een subsidie worden verleend.
Appellante is een rechtspersoon en jegens haar is een beslissing op de subsidieaanvraag genomen. Dat het - inmiddels voormalig - Tweede Kamerlid [Kamerlid] blijkens de statuten van de stichting de voorzitter is, doet hier niet aan af. Nu het hier gaat om een geschil over de toepassing van een subsidieregeling, zijnde een publiekrechtelijke regeling waarop de regels van de Awb toepasselijk zijn, is de Afdeling bevoegd op het onderhavige beroep te beslissen.
2.3. De Afdeling is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de door appellante overgelegde overzichten geen blijk geven van door appellante verrichte activiteiten die als politiek-wetenschappelijke activiteiten zijn aan te merken. Immers, appellante heeft het politiek-wetenschappelijke karakter van deze activiteiten op geen enkele wijze onderbouwd door aan te geven welke vraagstelling men met deze activiteiten heeft willen beantwoorden en welke onderzoeksopzetten men daarbij heeft gehanteerd onder concrete opgave van geraadpleegde literatuur. Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat de door appellante verrichte werkzaamheden eerder gekarakteriseerd kunnen worden als fractiewerkzaamheden dan wel als een directe ondersteuning van de fractie en met name van de heer [Kamerlid] zelf als lid van de Tweede Kamer. Voor dergelijke werkzaamheden bestaat een andere subsidieregeling namelijk de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer. De onderhavige Subsidieregeling heeft uitsluitend tot doel het verstrekken van subsidiegelden ten behoeve van politiek-wetenschappelijk onderzoek en daarbij behorende activiteiten zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid juncto artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling.
2.4. Hetgeen appellante verder in hoger beroep naar voren heeft gebracht, vormt naar aard en strekking een herhaling van haar betoog bij de rechtbank en kan niet leiden tot een ander oordeel.
2.5. Het beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2001
66-384.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,