ECLI:NL:RVS:2001:AE3894

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200003456/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • C.A. Terwee-van Hilten
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunning voor kampeerterrein door burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Camping "Oriëntal BV" tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 4 juli 2000. De rechtbank had het beroep van Oriëntal gegrond verklaard en de beslissing van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul vernietigd, voor zover deze betrekking had op de voorschriften van de verleende kampeervergunning. De vergunning was verleend op 21 juli 1998, maar met beperkingen en voorschriften die Oriëntal niet accepteerde. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester en wethouders een nieuw besluit moesten nemen, waarbij zij rekening moesten houden met de uitspraak van de rechtbank.

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven. Echter, de rechtbank had miskend dat de burgemeester en wethouders bij het verbinden van voorschriften aan een kampeervergunning artikel 11, tweede lid, van de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) moesten toepassen. Dit artikel stelt dat voorschriften alleen kunnen worden verbonden ter behartiging van bepaalde belangen, en dat er een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen moet plaatsvinden.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden. Het hoger beroep van Oriëntal werd ongegrond verklaard, en de Afdeling gaf aan dat de burgemeester en wethouders bij het opnieuw beslissen rekening moesten houden met de vereisten van de Wor. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200003456/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 4 juli 2000 in het geding tussen:
Camping "Oriëntal BV", gevestigd te Berg en Terblijt
en
burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 1998 hebben burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul (hierna: burgemeester en wethouders) aan Camping Oriëntal BV (hierna: Oriëntal), met toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Wet op de openluchtrecreatie (hierna: Wor) onder nader aangegeven voorschriften en beperkingen vergunning verleend voor het houden van een kampeerterrein, op de percelen kadastraal bekend gemeente Berg en Terblijt, sectie B1, nummers [...].
Bij besluit van 8 juni 1999 hebben burgemeester en wethouders, voorzover hier van belang, het door Oriëntal tegen enkele voorschriften bij de vergunning gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie Bezwaar- en beroepschriften van 9 november 1998, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 4 juli 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het door Oriëntal daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, voorzover deze betrekking heeft op artikel 13 van de voorschriften zoals vermeld in het primaire besluit, en burgemeester en wethouders opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 juli 2000, bij de Raad van State ingekomen op 20 juli 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 januari 2001 heeft Oriëntal een memorie ingediend.
Bij brief van 16 januari 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2001, waar appellant in persoon, bijgestaan door J.H.M. Martens, burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. J.A.D. de Graaf, juridisch adviseur, en Oriëntal, vertegenwoordigd door H.J.M.F. Bemelmans, directeur, en mr. J.H.M. Verjans, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand te Roermond, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wor is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een kampeerterrein te houden.
Ingevolge artikel 11, tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de orde, de rust, de veiligheid, de natuur- en landschapsbescherming, de bescherming van het milieu, de hygiëne en de gezondheid, alsmede overige onderwerpen betreffende het kamperen aan een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, beperkingen of voorschriften verbinden, dan wel deze beperkingen of voorschriften wijzigen of intrekken.
2.2. Bij besluit van 9 maart 1993 hebben burgemeester en wethouders aan H.J.M.F. Bemelmans vrijstelling verleend, als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor de uitbreiding van de camping Oriëntal met perceel sectie B1 nr. […] (hierna: vrijstellingsbesluit). Dit perceel grenst gedeeltelijk aan het perceel van appellant. Aan het vrijstellingsbesluit is het voorschrift verbonden dat de landschappelijke inpassing van de camping alsnog wordt aangepast op de wijze zoals aangegeven in het plan van Groen-Planning van januari 1993. In overeenstemming met dit plan is aan de westzijde van de camping een haag aangeplant van 2,5 m breed. Ingevolge artikel 32 van de voorschriften bij het - op 14 februari 1995 van kracht geworden - bestemmingsplan Buitengebied 1994, in samenhang met de bestemmingskaart, dient er aan die zijde een schermzone van minimaal 5 m breed te zijn. Aan de bij het primaire besluit verleende kampeervergunning hebben burgemeester en wethouders onder meer, in aansluiting bij het bestemmingsplan, onder punt 13, het voorschrift verbonden dat het kampeerterrein aan de westzijde over de gehele lengte dient te worden afgeschermd door een haag van 5 meter breed en 1.75 m hoog. Dit voorschrift is bij de beslissing op bezwaar gehandhaafd.
2.3. In beroep bij de rechtbank heeft Oriëntal betoogd dat zij zich niet kan verenigen met voorschrift 13 en heeft zij zich in dat verband beroepen op artikel 62 van de voorschriften bij voornoemd bestemmingsplan, krachtens welk artikel, indien ten tijde van het van kracht worden van het plan gronden en opstallen rechtens worden gebruikt in afwijking van het plan, dat gebruik mag worden voortgezet, tenzij door wijziging van het gebruik de afwijking van het plan naar de aard is vergroot. Gelet op dat overgangsrecht kan, zo betoogt zij, worden volstaan met de reeds bestaande haag van 2,5 m breed langs de perceelsgrens met appellant. Burgemeester en wethouders hebben zich in hun bij de rechtbank ingediende verweerschrift bij nader inzien op het standpunt gesteld dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan de inrichting van de schermzone als onderdeel van de exploitatie van de camping in overeenstemming was met de verleende planologische vrijstelling en er evenmin sprake is van een vergroting van de afwijking naar de aard. De rechtbank heeft, in aansluiting bij de standpunten van Oriëntal en burgemeester en wethouders, overwogen dat het gebruik van de zone aan de westzijde van de camping conform de voorschriften van het vrijstellingsbesluit ingevolge artikel 62 van de planvoorschriften mag worden voortgezet, zodat de beslissing op bezwaar moet worden vernietigd. Burgemeester en wethouders moeten, aldus de rechtbank, met inachtneming van haar uitspraak een nieuw besluit nemen.
2.4. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Anders dan appellant betoogt, is het vrijstellingsbesluit onherroepelijk geworden. Bij uitspraak van heden in zaak no. 200004668/1 heeft de Afdeling het beroep van appellant tegen het niet tijdig beslissen op diens bezwaarschrift tegen het vrijstellingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft evenwel miskend dat burgemeester en wethouders bij het verbinden van voorschriften aan een kampeervergunning artikel 11, tweede lid, van de Wor moeten toepassen. Voorschriften kunnen enkel aan een vergunning worden verbonden ter behartiging van bepaalde belangen in dat artikellid bedoeld. Voorts dienen burgemeester en wethouders niet dan na een, door de rechter terughoudend te toetsen, afweging van alle betrokken belangen tot het opleggen van een voorschrift te besluiten. De enkele omstandigheid dat er sprake is van een door overgangsrecht bij het bestemmingsplan beschermd gebruik leidt niet zonder meer tot de conclusie dat aan de kampeervergunning een voorschrift moet worden verbonden, inhoudende dat de haag 2,5 m breed moet zijn. Burgemeester en wethouders dienen bij het opnieuw in de zaak voorzien het voorgaande in acht te nemen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van gronden, te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak;
Aldus vastgesteld door mr. E. Korthals Altes, Voorzitter, en mr. C.A. Terwee-van Hilten en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Korthals Altes w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2001
91.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,