ECLI:NL:RVS:2001:AE8170
Raad van State
- Hoger beroep
- P. van Dijk
- J.H.B. van der Meer
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake visserijvergunningen in de Oosterschelde
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 10 augustus 2000. De appellanten, die in de Oosterschelde willen vissen, hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij met betrekking tot de verleende vergunningen. De minister heeft hen een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke vergunning verleend voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998, maar heeft later bezwaren van appellanten tegen deze vergunningen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, wat hen ertoe heeft aangezet om hoger beroep in te stellen.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 29 augustus 2001 geoordeeld dat de minister de bezwaren van appellanten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vergunning die aan appellanten is verleend, betreft een privaatrechtelijke toestemming om in de Oosterschelde te vissen en is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft dit punt terecht ongegrond verklaard, hoewel op andere gronden. Daarnaast heeft de minister ook de bezwaren tegen een mededeling over het verbod op vissen met sleepnetten in bepaalde gebieden niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit geen vergunningsvoorschrift betreft maar een mededeling die geen wijziging in de rechtsverhouding teweegbrengt.
De Raad van State heeft vastgesteld dat de minister bij het verlenen van de vergunningen rekening heeft gehouden met de lage visstand en de bescherming van natuurwaarden. De appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de redenen voor het restrictieve beleid van de minister niet meer van toepassing zijn. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd, met verbetering van gronden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.