ECLI:NL:RVS:2002:AD9422

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200103984/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H.B. van der Meer
  • H. Troostwijk
  • W. van den Brink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling griffierecht en aanwijzing bestuursorgaan in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tegen een uitspraak van de rechtbank te Breda. De rechtbank had bepaald dat het door Holland Bean B.V. en anderen betaalde griffierecht moest worden terugbetaald en had de Staat der Nederlanden aangewezen als de rechtspersoon die dit griffierecht moest voldoen. De Staatssecretaris was het niet eens met deze uitspraak en stelde dat er geen specifiek bestuursorgaan was aangewezen dat verantwoordelijk was voor de terugbetaling van het griffierecht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank verzuimd had om het bestuursorgaan te vermelden dat met de terugbetaling belast moest worden. Dit leidde tot onduidelijkheid over welk orgaan verantwoordelijk was voor de terugbetaling, vooral in het licht van de onbevoegdverklaring door de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het noodzakelijk was om het orgaan dat verantwoordelijk is voor de terugbetaling expliciet aan te wijzen, en dat dit in de eerdere uitspraak niet was gebeurd. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank moest vaststellen welk orgaan de terugbetaling van het griffierecht zou moeten uitvoeren. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze was aangevochten, en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank te Breda voor een nieuwe beoordeling.

Uitspraak

Raad
van State
200103984/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda van 15 mei 2001 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Holland Bean B.V.", gevestigd te Heerle, e.a.,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 4 mei 1999 heeft appellant aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Holland Bean B.V." en anderen (hierna: Holland Bean B.V. e.a.) op grond van de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 een tegemoetkoming toegekend.
Bij besluiten van 15 maart 2000 heeft appellant de daartegen gemaakte bezwaren deels gegrond, deels ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2000 heeft de arrondissementsrechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) de besluiten van 15 maart 2000 vernietigd en appellant opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen.
Bij brief van 29 maart 2001 hebben Holland Bean B.V. e.a. beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen door appellant van nieuwe besluiten op bezwaar.
Bij uitspraak van 15 mei 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard, het beroepschrift doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bepaald dat het door Holland Bean B.V. e.a. betaalde griffierecht ten bedrage van f 450,- aan haar wordt terugbetaald en de Staat der Nederlanden aangewezen als de rechtspersoon die het griffierecht moet voldoen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 4 september 2001 hebben Holland Bean B.V. e.a. een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2001. Partijen zijn niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep van appellant is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het door Holland Bean B.V. e.a. betaalde griffierecht wordt terugbetaald en de Staat der Nederlanden is aangewezen het griffierecht te voldoen. Appellant begrijpt dit oordeel aldus, dat de Staat der Nederlanden het griffierecht dient te vergoeden omdat zij de rechtspersoon is waartoe appellant behoort.
2.2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak weliswaar de Staat der Nederlanden aangewezen als het overheidslichaam ten laste van hetwelk het griffierecht dient te worden vergoed, maar verzuimd het bestuursorgaan te vermelden dat tot die vergoeding dient over te gaan.
De Afdeling is van oordeel dat uitdrukkelijke aanwijzing van het orgaan dat met vergoeding van het griffierecht namens de Staat der Nederlanden is belast in het onderhavige geval niet achterwege had mogen blijven aangezien daardoor onduidelijk is welk orgaan de rechtbank met die terugbetaling heeft willen belasten. Het betreft hier immers een geval van onbevoegdverklaring door de rechtbank, in welk geval vergoeding door de griffier van de rechtbank (namens de Staat der Nederlanden) in de rede zou kunnen liggen, tenzij zou moeten worden vastgesteld dat het aan appellant te wijten is dat beroep is ingesteld bij een onbevoegde instantie. Uit de aangevallen uitspraak kan niet worden afgeleid of, en zo ja op welke gronden, de rechtbank van oordeel is dat voor een zodanige vaststelling in dit geval plaats zou zijn.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voorzover aangevallen. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda van 15 mei 2001, 01/566 Beslu Z, voorzover aangevallen;
II. wijst de zaak terug naar de rechtbank te Breda.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schothorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer w.g. Schothorst
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2002
229-362.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,