2. Overwegingen
2.1. Het voorstel van burgemeester en wethouders, waarmee de raad in zijn beslissing van 19 juli 2001 heeft ingestemd, ziet op de verbetering van de bestrating, het aanpassen van de riolering en het verbeteren van de openbare verlichting in een gedeelte van de Hobbe van Baerdtstraat te Joure. Het bezwaar van appellant tegen de vorenvermelde beslissing is door de raad niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze beslissing volgens de raad niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de primaire beslissing is gericht op rechtsgevolg en derhalve kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft deze vraag, op de in de aangevallen uitspraak aangegeven gronden, ontkennend beantwoord.
2.3. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.4. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw) dient de plaatsing of verwijdering van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens te geschieden krachtens een verkeersbesluit. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer eveneens krachtens verkeersbesluit, indien deze maatregelen leiden tot een beperking van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken. Artikel 18, aanhef en eerste lid, onder d Wvw 1994 bepaalt, voor zover hier van belang, dat verkeersbesluiten worden genomen door de gemeenteraad voor zover zij het verkeer betreffen op wegen die niet onder beheer zijn van het Rijk, een provincie of een waterschap. Artikel 20 Wvw bepaalt onder meer dat een belanghebbende beroep kan instellen bij de rechtbank tegen een verkeersbesluit tot plaatsing of verwijdering van verkeerstekens of tot het treffen van maatregelen op of aan de weg ter regeling van het verkeer. In artikel 12 van het op de Wvw 1994 berustende Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer juncto bijlage 1 bij het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is, voor zover hier van belang, bepaald dat de plaatsing of verwijdering van het bord E 1 (parkeerverbod) moet geschieden krachtens een verkeersbesluit.
2.5. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de primaire beslissing niet is gericht op het doen intreden van een publiekrechtelijk rechtsgevolg. Dat er op het onderhavige weggedeelte eerst vier verkeersborden waren geplaatst, deze daarna zijn weggenomen en er vervolgens slechts één is herplaatst, laat onverlet dat vóór de feitelijke werkzaamheden een parkeerverbod gold, dit onveranderd is gebleven en het bestreden besluit daarin ook geen verandering brengt. Ter zitting is gebleken dat het bestreden besluit niet de strekking heeft op dit weggedeelte tweerichtingsverkeer te veranderen in éénrichtingsverkeer. Het enkele feit dat de toegankelijkheid van het bedrijfsterrein beperking ondervindt als gevolg van een gewijzigde bestrating, kan niet leiden tot het oordeel dat het aantal categorieën weggebruikers in de Hobbe van Baerdtstraat door de beslissing van 19 juli 2000 wordt beperkt. Ook overigens heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat de beslissing van 19 juli 2000 een publiekrechtelijke rechtshandeling bevat. Het bezwaar is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing