ECLI:NL:RVS:2002:AE0667

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200102298/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.J.M.S. Leyten-De Wijkerslooth
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • A.W.M. Bijloos
  • R.I.Y. Lap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State inzake schadevergoeding door niet-informatie over geluidwerende voorzieningen

In deze zaak heeft appellant, een inwoner van Westerveld, verweerders, de burgemeester en wethouders van Westerveld, verzocht om schadevergoeding. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat hij niet was geïnformeerd over de mogelijkheid om geluidwerende voorzieningen aan zijn woning aan te brengen, zoals voorgeschreven door de Wet geluidhinder. Het verzoek om schadevergoeding volgde op een eerdere afwijzing van zijn aanvraag voor een bouwvergunning en een daaropvolgend besluit van verweerders om geen financiële tegemoetkoming te verlenen voor de getroffen geluidwerende maatregelen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat appellant niet beoogde dat de geluidwerende voorzieningen alsnog zouden worden aangebracht, maar enkel schadevergoeding verlangde. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat zij niet bevoegd is om te beslissen over een vordering tot schadevergoeding, aangezien dergelijke vorderingen uitsluitend bij de burgerlijke rechter kunnen worden ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de Raad van State zich onbevoegd moest verklaren om van het beroep kennis te nemen.

De uitspraak werd gedaan op 27 maart 2002, waarbij de Afdeling ook oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de voorzitter en de leden van de Afdeling, en werd openbaar uitgesproken. De zaak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civiele rechtszaken, en de noodzaak voor appellanten om de juiste rechtsgang te kiezen voor hun vorderingen.

Uitspraak

200102298/1.
Datum uitspraak: 27 maart 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
burgemeester en wethouders van Westerveld,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2000 hebben verweerders het verzoek van appellante om een financiële tegemoetkoming in verband met door hem getroffen geluidwerende maatregelen aan zijn woning [lokatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 19 januari 2001, verzonden op 22 januari 2001, hebben verweerders het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 27 februari 2001, na doorzending door de arrondissementsrechtbank Assen bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2001, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 maart 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 mei 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2001, waar appellant, in persoon, en verweerders, vertegenwoordigd door J.Th. Smit, gemachtigde, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft verweerders in zijn verzoek van 8 oktober 2001, dat heeft geleid tot het besluit van 31 mei 2000, verzocht om vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden, doordat verweerders hem bij het aanvragen van een bouwvergunning niet hebben geïnformeerd over de omstandigheid dat hij op grond van de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde subsidieregelgeving in aanmerking zou kunnen komen voor het van gemeentewege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen aan zijn woning.
2.2. De Afdeling leidt uit de stukken en het verhandelde ter zitting af dat appellant met de onderhavige procedure niet beoogt te bewerkstelligen dat alsnog geluidwerende voorzieningen aan zijn woning worden aangebracht. Appellant wenst, zoals ook blijkt uit het hierboven genoemde verzoek, vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het niet informeren door verweerders. Een dergelijke vordering kan evenwel uitsluitend bij de burgerlijke rechter worden ingesteld. De Afdeling is niet bevoegd om te beslissen op een dergelijke vordering.
2.3. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling aanleiding zich onbevoegd te verklaren om van het beroep kennis te nemen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.M.S. Leyten?de Wijkerslooth, Voorzitter, en mr. W.C.E. Hammerstein?Schoonderwoerd en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Leyten-De Wijkerslooth w.g. Lap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2002
288.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,