2. Overwegingen
2.1. Het bestemmingsplan 'Haaren West' is op 3 januari 1993 vastgesteld. Aan het plan is door verweerders gedeeltelijk goedkeuring onthouden. Met het bestemmingsplan 'Haaren West, herziening 1999' wordt beoogd te voldoen aan de verplichting die uit artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke ordening (hierna: de Wet) voortvloeit om na een onthouding van goedkeuring een nieuw plan op te stellen. Tevens zijn in het plan reeds voorgedane ontwikkelingen opgenomen en enkele omissies hersteld. Verweerders hebben dit plan gedeeltelijk goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appellanten menen dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben onthouden aan het plandeel met de bestemming “Wonen” en de aanduiding WzIII, voorzover dit betrekking heeft op de twee bouwpercelen aan de [lokatie].
Appellanten sub 1 stellen daartoe dat de wijziging van de bestemming van genoemd perceel niet in strijd is met het door de gemeente gevoerde beleid daar het niet gaat om een nieuwe ontwikkeling.
2.3.1. Verweerders hebben wegens strijd met het motiverings- en gelijkheidsbeginsel goedkeuring aan het plandeel onthouden. Zij achten dit gedeelte van het plan in strijd met het door de gemeente gehanteerde uitgangspunt om naast het vaststellen van een plan op grond van artikel 30 van de Wet enkel reeds voorgedane ontwikkelingen op te nemen en omissies te herstellen. Verweerders stellen zich op het standpunt dat het wijzigen van een agrarische bestemming in een woonbestemming in dit geval een nieuwe ontwikkeling vormt.
2.3.2. Ten aanzien van de stelling van appellant sub 2 dat aangezien zijn bedenkingen niet gericht waren op onthouding van goedkeuring van het plandeel, verweerders in strijd met het tweede lid van artikel 28 van de Wet goedkeuring hebben onthouden, is de Afdeling van oordeel dat verweerders ingevolge dit tweede lid niet enkel op grond van de ingebrachte bedenkingen goedkeuring kunnen onthouden, maar ook wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening.
2.3.3. De Afdeling overweegt ten aanzien van de twee bouwpercelen aan de [lokatie] dat verweerders deze situatie, mede gelet op het besluit van de gemeenteraad van 4 juli 1979 om ter plaatse twee bouwpercelen toe te kennen, niet met een nieuwe ontwikkeling op een lijn hebben kunnen stellen. Verweerders zijn derhalve ten onrechte tot de conclusie gekomen dat de gemeenteraad dit plandeel in strijd met zijn uitgangspunt heeft vastgesteld en hebben ten onrechte om deze reden goedkeuring onthouden. Hieruit volgt dat verweerders een planologische beoordeling van dit plandeel niet achterwege hebben kunnen laten.
In verband hiermee zijn het beroep van appellanten sub 1 en het beroep van appellant sub 2 in zoverre gegrond en dient het bestreden besluit op dit punt wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.4. Appellant sub 2 heeft bezwaar tegen de goedkeuring van het plan, voorzover dit plan niet voorziet in de bouw van een vrijstaande seniorenwoning op het perceel kadastraal bekend als Haaren, sectie [...], nr. [...]. Hij voert daartoe onder meer aan dat er sprake is van een integrale herziening en geen herziening die uitsluitend voldoet aan de verplichting van artikel 30 van de Wet.
2.4.1. De gemeenteraad heeft niet ingestemd met het verzoek van appellant sub 2, daar zij als uitgangspunt voor het plan hanteert om naast het vaststellen van een plan op grond van artikel 30 van de Wet enkel reeds voorgedane ontwikkelingen op te nemen en omissies te herstellen. Zij hanteert dit uitgangspunt omdat zij als beleid voert dat in afwachting van het opstellen van de zogenoemde StructuurvisiePlus geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan.