ECLI:NL:RVS:2002:AE0692

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200106087/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • R. Cleton
  • G.A. Posthumus
  • J.G.C. Wiebenga
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestemmingsplan en recreatie-eenheden

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 maart 2002 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 24 oktober 2001. De verzoeker, die in persoon verscheen, betwistte de juistheid van de eerdere uitspraak waarin zijn beroep ongegrond was verklaard. De zaak betreft een bestemmingsplan van de gemeente Ermelo, dat in 1997 was vastgesteld en dat betrekking had op de wijziging van het bestemmingsplan voor het buitengebied. Gedeputeerde staten van Gelderland hadden eerder goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan, maar dit besluit was in 1999 door de Afdeling vernietigd. In de eerdere uitspraak van 2001 werd overwogen dat er geen blijvende rechten aan een geldend bestemmingsplan kunnen worden ontleend en dat de herinrichting van het recreatieterrein een verbetering zou opleveren. De Afdeling oordeelde dat de behoefte aan uitbreiding van het recreatieterrein voldoende was aangetoond en dat er geen reden was om te twijfelen aan de afstand van vijf meter tussen recreatie-eenheden en aardgastransportleidingen.

In het verzoekschrift voor herziening verwees de verzoeker naar dezelfde feiten en omstandigheden als in het eerdere beroepschrift, maar de Afdeling oordeelde dat hij geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. Daarom werd het verzoek tot herziening afgewezen. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2002.

Uitspraak

200106087/1.
Datum uitspraak: 27 maart 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
om herziening als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht van de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2001, in zaak no. 200003170/1.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 september 1997 heeft de gemeenteraad van Ermelo vastgesteld het bestemmingsplan "Wijziging nr. 52 bestemmingsplan Buitengebied 1983".
Gedeputeerde staten van Gelderland hebben bij hun besluit van 7 april 1998, nr. RE97.90794, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 23 september 1999, nr. E01.98.0283/P01, heeft de Afdeling het beroep tegen dit besluit kennelijk gegrond geacht en dit besluit vernietigd.
Gedeputeerde staten van Gelderland hebben bij hun besluit van 2 mei 2000, nr. RE1999.93873, opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 24 oktober 2001, in zaak no. 200003170/1, heeft de Afdeling het beroep van appellant ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 11 december 2001 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 december 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2002, waar verzoeker in persoon is verschenen. Voorts zijn gehoord gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door mr. I. Smeenk, advocaat te Arnhem, de gemeenteraad van Ermelo, vertegenwoordigd door J.P. Zwijnenburg en
A. Schaap, ambtenaren van de gemeente, en Bungalowpark Horsterland B.V., vertegenwoordigd door mr. I.E. Nauta, advocaat te Arnhem.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In haar uitspraak van 24 oktober 2001 heeft de Afdeling het beroep van verzoeker en anderen ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de Afdeling allereerst overwogen dat aan een geldend bestemmingsplan in het algemeen geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Voorts is overwogen dat door de herinrichting van het bestaande recreatieterrein een verbetering van de situatie aldaar zal optreden. Naar het oordeel van de Afdeling is de behoefte aan uitbreiding van het bestaande recreatieterrein voldoende aangetoond. Niet aannemelijk is geworden dat op het gehele terrein meer dan de voorziene 47 recreatie-eenheden zullen komen of dat deze eenheden voor permanente bewoning zullen worden gebruikt.
Ten aanzien van de aardgastransportleidingen die zich in het plangebied bevinden, heeft de Afdeling geoordeeld dat geen grond bestaat voor het oordeel dat verweerders bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid een afstand van vijf meter tussen de recreatie-eenheden en de leidingen hebben kunnen aanhouden.
De stelling van verzoeker en de overige appellanten, dat oud-recreanten en bewoners hun belangen niet konden verdedigen heeft de Afdeling niet gedeeld.
2.3. Verzoeker betwist de juistheid van de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2001. In zijn verzoekschrift verwijst hij naar dezelfde feiten en omstandigheden als eerder in het beroepschrift. Verzoeker draagt naar het oordeel van de Afdeling geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan. Dit brengt mee dat voor herziening van de bestreden uitspraak geen ruimte bestaat. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Voorzitter, en drs. G.A. Posthumus en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Bindels
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2002
85-400.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,