ECLI:NL:RVS:2002:AE0948
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Boll
- P.A. de Vink
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het buiten behandeling laten van aanvragen om een veranderingsvergunning voor varkenshouderijen
In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "[naam rechtspersoon]" en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Rava B.V." tegen besluiten van de burgemeester en wethouders van Oostburg. De besluiten van 9 maart 2001, die strekken tot het buiten behandeling laten van aanvragen om een veranderingsvergunning krachtens de Wet milieubeheer voor varkenshouderijen, zijn door de verweerders gehandhaafd. De verweerders hebben geoordeeld dat de varkenshouderijen als één inrichting moeten worden aangemerkt, waardoor een revisievergunning vereist is. De appellanten betwisten deze opvatting en stellen dat de aanvragen ten onrechte buiten behandeling zijn gelaten.
De Raad van State overweegt dat volgens de Wet milieubeheer onder een inrichting wordt verstaan: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid. De wet stelt dat installaties die tot dezelfde onderneming behoren en onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben, als één inrichting worden beschouwd. In dit geval zijn de varkenshouderijen in elkaars nabijheid gelegen en hebben zij een functionele binding, waardoor zij als één inrichting moeten worden aangemerkt.
De Raad van State concludeert dat de verweerders in redelijkheid hebben kunnen besluiten dat voor de aangevraagde veranderingen een revisievergunning moet worden aangevraagd. De aanvragen om vergunning voor de betrokken veranderingen zijn terecht buiten behandeling gelaten. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 3 april 2002.