ECLI:NL:RVS:2002:AE0981
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Beekhuis
- M.A.C. Prins
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake intrekking vergunning houtzagerij en houthandel
In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door een appellante tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode. Het besluit betreft de afwijzing van het verzoek van appellante om de vergunning voor een houtzagerij en houthandel gedeeltelijk in te trekken. De vergunning was eerder verleend op basis van de Hinderwet, thans de Wet milieubeheer. De appellante heeft haar beroep ingesteld op 2 april 2001, na het ter inzage leggen van het besluit op 22 februari 2001. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 15 februari 2002.
De verweerders hebben in hun verweer gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover het zich richt tegen het gebruik van een niet toegelaten bestrijdingsmiddel. De Afdeling overweegt dat volgens artikel 20.10 van de Wet milieubeheer alleen bepaalde belanghebbenden beroep kunnen instellen. Appellante heeft niet tijdig bedenkingen ingediend tegen het ontwerp van het besluit, waardoor haar beroep op dit punt niet-ontvankelijk is verklaard.
Daarnaast heeft de Afdeling vastgesteld dat appellante geen redenen heeft aangevoerd waarom de weerlegging van haar bedenkingen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het beroep is in zoverre ongegrond verklaard. Verder heeft appellante betoogd dat het gebruik van met Superwolmanzout-CO geïmpregneerd hout schadelijk is voor het milieu en de volksgezondheid, maar de Afdeling oordeelt dat dit geen grond vormt voor intrekking van de vergunning, aangezien het niet betrekking heeft op de nadelige gevolgen die door de inrichting worden veroorzaakt.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 3 april 2002.