ECLI:NL:RVS:2002:AE0997
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins de Vin
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Weigering legalisatie verklaring van ongehuwd-zijn door de Minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak heeft de Raad van State op 3 april 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van de Minister van Buitenlandse Zaken om de legalisatie van een verklaring van ongehuwd-zijn en een uittreksel uit het geboorteregister te verlenen. De minister weigerde de legalisatie omdat er twijfels bestonden over de juistheid van de aangeboden documenten uit [land]. Appellante stelde dat de rechtbank had miskend dat zij in bezwaar niet de mogelijkheid had gekregen om kennis te nemen van bepaalde stukken die relevant waren voor het verificatie-onderzoek. De rechtbank had het beroep van appellante niet gegrond verklaard, wat zij als onzorgvuldig beschouwde.
De Raad van State oordeelde dat appellante in bezwaar op de hoogte was van de resultaten van het verificatie-onderzoek en dat zij, hoewel in geanonimiseerde vorm, de gelegenheid had gekregen om haar zienswijze naar voren te brengen. De Raad concludeerde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat de legalisatie van de verklaring van ongehuwd-zijn mocht worden geweigerd, omdat de juistheid van de persoons- en afstammingsgegevens niet kon worden vastgesteld zonder een gelegaliseerd geboortebewijs. De Raad bevestigde dat de minister geen bijzondere omstandigheden had hoeven aanvoeren om af te wijken van het gevoerde beleid.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de zaak werd behandeld door een samengesteld college van rechters, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. G.E. Eind, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. E.B. Schluter, ambtenaar van het ministerie.