ECLI:NL:RVS:2002:AE1209
Raad van State
- Hoger beroep
- P.J. Boukema
- C.A. Terwee-van Hilten
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inschrijving in het filiatieregister en afwijzing door de Minister van Binnenlandse Zaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die verzocht heeft om inschrijving in het filiatieregister. De appellant, zoon van een adellijke moeder en een niet-adellijke vader, heeft sinds 1990 meerdere keren verzocht om opname in het filiatieregister. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze verzoeken steeds afgewezen, met de motivatie dat de overgang van adeldom enkel via de mannelijke lijn mogelijk is. Dit standpunt is eerder door de Afdeling onderschreven in een uitspraak van 21 februari 1995.
De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering van de minister om te beslissen op zijn verzoeken, en na een afwijzing van zijn aanvraag op 12 mei 1999 heeft hij beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De rechtbank heeft op 1 februari 2001 de zaak behandeld en het beroep van de appellant, voor zover gericht tegen de weigering om tijdig te beslissen, niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de afwijzing van 8 juli 1999 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 8 januari 2002 behandeld, waarbij de appellant in persoon aanwezig was en de minister vertegenwoordigd werd door mr. E.J. Daalder, advocaat te Den Haag. De Afdeling heeft overwogen dat de minister terecht geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangetroffen die een andere beslissing rechtvaardigen. Argumenten die voortkomen uit het Vrouwenverdrag of een aanhangig wetsvoorstel inzake overerving van adeldom in de vrouwelijke lijn zijn niet als nieuwe feiten aangemerkt.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 6 maart 2002.