ECLI:NL:RVS:2002:AE1227
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen bouwvergunning voor varkensstallen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda, die op 9 februari 2001 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning die burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg op 13 juli 1999 hadden verleend aan M.M. Schepers en Hoedam B.V. voor het bouwen van varkensstallen en bijbehorende infrastructuur op de percelen Elsdijk 1 en 3 te Eethen. De rechtbank oordeelde dat appellant niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat zijn woning meer dan 2,5 kilometer van de betrokken percelen was gelegen. Appellant stelde dat hij hinder zou ondervinden van de stank en verkeersdrukte, maar de rechtbank vond deze bezwaren niet voldoende onderbouwd.
In hoger beroep betoogde appellant dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij te laat had aangevoerd dat hij eigenaar was van een aangrenzend perceel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter vastgesteld dat appellant, in tegenstelling tot zijn eerdere beweringen, geen eigenaar is van het aangrenzende perceel. Hierdoor zijn de beroepsgronden van appellant niet meer houdbaar. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, zij het met enige verbetering van de gronden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen in naam der Koningin. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 april 2002.