2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrb wordt rechtsbijstand niet verleend, indien het rechtsbelang, waarop het verzoek betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, tenzij voortzetting van het beroep of bedrijf afhankelijk is van het resultaat van de verzochte rechtsbijstand.
2.2. [Verzoeker] was bestuurder en voor 50% aandeelhouder van de ? na verkoop van zijn aandelen en zijn vertrek uit de onderneming ? gefailleerde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid United Financial Consultants B.V. De curator in dit faillissement heeft [verzoeker] in persoon gedagvaard en aangesproken op bestuurdersaansprakelijkheid.
De toevoegingsaanvraag betreft rechtsbijstand in deze procedure.
2.3. Appellant heeft de toevoeging geweigerd, omdat de toevoegingsaanvraag betrekking heeft op de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf.
2.4. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het besluit van 8 augustus 2000 vernietigd en daarbij overwogen, dat het enkele feit, dat [verzoeker] aandeelhouder/bestuurder was, niet zonder meer betekent dat hij in die hoedanigheid zelfstandig een bedrijf heeft uitgeoefend. Dit hangt, aldus de rechtbank, af van de wijze waarop de zeggenschap statutair was geregeld. Uit de statuten van de United Financial Consultants BV blijkt dat het bestuur besluit met volstrekte meerderheid van stemmen en dat bij staking van de stemmen geen besluit tot stand komt. Voorts is gebleken, dat het bestuur van de onderneming werd gevormd door twee personen, onder wie [verzoeker]. Laatstgenoemde, die 50% van de stemmen vertegenwoordigde, kon dan ook niet zelfstandig rechtsgeldige beslissingen nemen aangaande deze onderneming. Hieruit heeft de rechtbank afgeleid, dat niet gezegd kon worden, dat [verzoeker] zelfstandig een bedrijf uitoefende.
2.5. Blijkens de Memorie van Antwoord bij artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrb wordt rechtsbijstand “verstrekt aan degenen die geacht worden zelf de kosten daarvan niet of niet volledig te kunnen dragen. Ook rechtspersonen en natuurlijke personen die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen kunnen in een situatie terecht komen waarin zij rechtsbijstand nodig hebben. Voorzover het bij zelfstandigen gaat om rechtsbelangen die niet in verband staan met hun beroep of bedrijf, bijvoorbeeld bij een verzoek om echtscheiding, verkeren zij in dezelfde positie als alle andere natuurlijke personen die een dergelijke procedure aanhangig willen maken. Zij komen, indien zij minder draagkrachtig zijn, voor rechtsbijstand in aanmerking. Voorzover die rechtsbelangen echter de uitoefening van hun beroep of bedrijf betreffen, komt hun situatie overeen met die van een als rechtspersoon georganiseerde onderneming. Het kan naar ons oordeel niet zo zijn dat de rechtsbijstandskosten die voortvloeien uit de bedrijfsvoering van de rechtzoekende worden afgewenteld op de overheid. Deelname aan het economisch leven brengt nu eenmaal risico's met zich. De ondernemer, of deze zelfstandige is of niet, kan voor dit soort risico's reserveren of zich verzekeren. […]” (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992 1993, 22609, nr. 6, pagina 12).
2.6. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrb toepassing vindt, niet beslissend is of een beroep of bedrijf door de rechtzoekende zelfstandig wordt uitgeoefend, doch veeleer of sprake is van activiteiten als ondernemer. Van dit laatste is in het onderhavige geschil sprake.
2.7. Nu het rechtsbelang, waarop het verzoek betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig bedrijf betreft, heeft de raad de verzochte toevoeging terecht geweigerd op grond van artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrb en mocht hij het administratief beroep van [verzoeker] ongegrond verklaren.
2.8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.