ECLI:NL:RVS:2002:AE1239

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105476/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling en bouwvergunning voor uitbreiding garage in Enschede

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, dat betrekking had op een besluit van burgemeester en wethouders van Enschede. Dit besluit, genomen op 25 juli 2000, verleende vrijstelling en een bouwvergunning voor de bouw van een bergruimte en de uitbreiding van een bestaande garage. De appellant stelde dat de bouw van de nieuwe berging de daglichttoetreding op zijn perceel zou beperken en het uitzicht zou aantasten, wat mogelijk zou leiden tot een vermindering van de inkomsten uit zijn hotel/pension. De rechtbank oordeelde echter dat het eventuele nadeel voor de appellant niet van dien aard was dat burgemeester en wethouders zich genoodzaakt hadden moeten voelen om van de beleidsregel af te wijken en de vrijstelling te weigeren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de burgemeester en wethouders de beleidsregel op juiste wijze hadden toegepast. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 april 2002.

Uitspraak

200105476/1.
Datum uitspraak: 10 april 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 24 september 2001 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Enschede.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2000 hebben burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: burgemeester en wethouders) met toepassing van
artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een bergruimte en de uitbreiding van de bestaande garage aan [locatie].
Bij besluit van 16 maart 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 24 september 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 december 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J. Louter, advocaat te Enschede, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door M. Snellenburg, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat burgemeester en wethouders de bij het besluit tot vrijstelling gehanteerde beleidsregel op juiste wijze hebben toegepast.
2.2. Appellant heeft gesteld dat door de bouw van de berging de daglichttoetreding op zijn perceel en het uitzicht zullen worden beperkt, hetgeen zou kunnen leiden tot vermindering van de inkomsten uit zijn ter plaatse gevestigde hotel/pension. Het eventuele nadeel voor appellant van de te bouwen berging, die dient ter vervanging van een enigszins kleinere berging ter plaatse, is evenwel niet van dien aard dat moet worden geoordeeld dat om die reden burgemeester en wethouders zich genoopt hadden moeten zien om van de beleidsregel af te wijken en de vrijstelling te weigeren.
2.3. Ook hetgeen appellant overigens naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel dan dat waartoe de rechtbank is gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2002
202.