ECLI:NL:RVS:2002:AE1267
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Korthals Altes
- W. van den Brink
- B.J. van Et
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake voorkeursrecht op percelen in gemeente Nieuwegein
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 april 2002 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een appellant tegen een eerdere uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht. De zaak betreft de vestiging van een voorkeursrecht op twee percelen, gelegen in de gemeenten Jutphaas en Vreeswijk, door de raad van de gemeente Nieuwegein. De raad had op 19 november 1998 besloten om deze percelen aan te wijzen als gronden waarop de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) van toepassing is. Appellant was het niet eens met dit besluit en had bezwaar gemaakt, wat door de raad ongegrond werd verklaard op 20 mei 1999. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 1 mei 2001, waarna appellant hoger beroep aantekende.
Tijdens de zitting op 29 januari 2002 werd duidelijk dat de raad zijn besluit van 19 november 1998 had verlengd tot 19 november 2001. De burgemeester en wethouders hadden op 6 november 2001 een voorstel gedaan om een gedeelte van het perceel Vreeswijk opnieuw aan te wijzen, maar het voorkeursrecht op het overige gedeelte was vervallen verklaard. De Afdeling oordeelde dat er geen processueel belang meer was voor het hoger beroep met betrekking tot het vervallen perceelsgedeelte, waardoor dit deel van het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De Afdeling concludeerde verder dat de rechtbank terecht had overwogen dat aan de voorwaarden van de Wvg was voldaan, en dat de geldingsduur van het Regionaal Structuurplan niet beperkt was tot 2005. Het betoog van appellant dat de rechtbank niet op zijn argumenten was ingegaan, werd verworpen, omdat de aanwijzing van 12 december 1996 niet ter discussie stond. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.