ECLI:NL:RVS:2002:AE1506

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200201943/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H.B. van der Meer
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van de aanduiding boven kandidatenlijsten van politieke groepering VSP (Verenigde Senioren Partij)

In deze zaak, uitgesproken op 12 april 2002, heeft de Raad van State zich gebogen over het beroep van een appellant tegen de besluiten van de hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het geschil betreft de geldigheid van de kandidatenlijsten van de politieke groepering 'VSP (Verenigde Senioren Partij)', die op 5 april 2002 door de verweerders zijn goedgekeurd. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de handhaving van de aanduiding 'VSP (Verenigde Senioren Partij)', omdat hij meent dat deze naam ten onrechte is overgenomen van een eerder opgerichte vereniging die niet deelneemt aan de verkiezingen. Hij stelt dat dit de suggestie wekt dat de VSP namens alle senioren deelneemt aan de verkiezingen.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 april 2002, waarbij de appellant in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde M.Th. Aarts. De verweerders waren vertegenwoordigd door Y. Bruggeman-van Duijn en mr. M. Hertogs, terwijl de Kiesraad werd vertegenwoordigd door mr. C.A.R. de Beus. De Raad heeft overwogen dat op basis van de Kieswet de hoofdstembureaus binnen drie dagen na de kandidaatstelling moeten beslissen over de handhaving van de aanduiding van een politieke groepering. De wet biedt een limitatieve opsomming van gronden waarop een aanduiding kan worden geschrapt, maar in dit geval was er geen sprake van een van deze gronden. De Raad concludeert dat de handhaving van de aanduiding door de verweerders terecht was.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, waarbij de leden van de enkelvoudige kamer, J.H.B. van der Meer en O. van Loon, betrokken waren.

Uitspraak

200201943/1.
Datum uitspraak: 12 april 2002
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats]
en
de hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
verweerders.
1. Procesverloop
Het geschil betreft de besluiten van verweerders van 5 april 2002 waarbij, voorzover hier van belang, de kandidatenlijsten van de politieke groepering "VSP (Verenigde Senioren Partij)" geldig zijn verklaard en de daarboven geplaatste aanduiding is gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 8 april 2002, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2002, waar appellant in persoon, bijgestaan door M.Th. Aarts, gemachtigde, en verweerders, vertegenwoordigd door Y. Bruggeman-van Duijn en mr. M. Hertogs, gemachtigden, zijn verschenen. Voorts is verschenen de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. C.A.R. de Beus, gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Het beroep spitst zich toe op de vraag of verweerders de boven de kandidatenlijsten geplaatste aanduiding terecht hebben gehandhaafd.
2.2. Appellant heeft bezwaar tegen de aanduiding ‘VSP (Verenigde Senioren Partij)’. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de naam ten onrechte is overgenomen van de reeds eerder opgerichte vereniging "VSP (Verenigde Senioren Partij)", die weliswaar niet aan de Tweede Kamer verkiezingen deelneemt, maar waardoor wel de suggestie wordt gewekt dat wordt deelgenomen namens alle senioren.
2.3. Op grond van artikel I 4 van de Kieswet – voorzover thans van belang – beslissen de hoofdstembureaus op de derde dag na de kandidaatstelling over het handhaven van de boven de kandidatenlijst geplaatste aanduiding van een politieke groepering. Artikel I 6, tweede lid, van de Kieswet bevat een limitatieve opsomming van de gronden waarop het hoofdstembureau de aanduiding van een politieke groepering kan én moet schrappen. Dit doet zich voor indien de verklaring als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3 ontbreekt, dan wel de aanduiding geplaatst is boven meer dan één van de bij het hoofdstembureau ingeleverde lijsten. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Verweerders hebben de boven de kandidatenlijsten van de politieke groepering "VSP (Verenigde Senioren Partij)" geplaatste aanduiding dan ook terecht gehandhaafd.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer
Lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2002