ECLI:NL:RVS:2002:AE1819

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105353/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de vergunningverlening voor horeca-inrichting 'De Weemhof' te Ootmarsum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de burgemeester en wethouders van Denekamp, die op 27 juni 2000 een drank- en horecavergunning heeft verleend aan 't Ottenhof B.V. voor de exploitatie van de horeca-inrichting 'De Weemhof' aan de Smithuisstraat 2b te Ootmarsum. Appellanten, die bezwaar hebben gemaakt tegen deze vergunning, zijn van mening dat hun belangen als omwonenden niet voldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 27 september 2001 het beroep van appellanten gegrond verklaard, maar hen niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaarschrift tegen het besluit van 27 juni 2000.

De Raad van State heeft in deze uitspraak overwogen dat de bezwaren van appellanten niet rechtstreeks betrekking hebben op de verleende vergunning, aangezien zij niet in de onmiddellijke nabijheid van de horeca-inrichting wonen. De afstand van hun woningen tot de parkeerplaats van De Weemhof bedraagt minimaal 250 meter, waardoor hun belangen niet als rechtstreeks betrokken kunnen worden aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is.

De Raad van State concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en bevestigt de beslissing van de rechtbank. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 april 2002.

Uitspraak

200105353/1.
Datum uitspraak: 24 april 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 27 september 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Denekamp.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2000 hebben burgemeester en wethouders van Denekamp (hierna: burgemeester en wethouders) aan ’t Ottenhof B.V. te Enschede een drank- en horecavergunning ingevolge de Drank- en Horecawet (hierna: DHW) verleend ten behoeve van de exploitatie van de horeca?inrichting "De Weemhof" aan de Smithuisstraat 2b te Ootmarsum.
Bij besluit van 8 januari 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 27 september 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en appellanten alsnog niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaarschrift tegen het besluit van 27 juni 2000. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 30 oktober 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 december 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. R.F.A. Rorink, advocaat te Enschede, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door A. Werger en J.M.A. Engelbertink, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het in dit geschil gaat om het besluit van 8 januari 2001 waarbij het besluit van 27 juni 2000 om aan ’t Ottenhof B.V. een vergunning ingevolge de DHW te verlenen, is gehandhaafd. De bezwaren van appellanten voorzover deze zich richten tegen de besluiten die de bouw van De Weemhof mogelijk hebben gemaakt hebben betrekking op aspecten die niet rechtstreeks raken aan de verstrekte vergunning. Deze bezwaren zullen in dit hoger beroep niet aan de orde kunnen komen.
2.2. Ingevolge artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht moet onder belanghebbende worden verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Naar ter zitting is gebleken woont geen van de appellanten in de onmiddellijke nabijheid van De Weemhof, zijn hun woningen niet gelegen aan straten waarvan het verkeer (waaronder mede begrepen fietsers en voetgangers) dat zich naar die horeca-inrichting begeeft in het algemeen gebruik zal maken en bevindt de parkeerplaats van De Weemhof zich op een afstand van minimaal 250 meter van de woningen van appellanten.
Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat het besluit tot het verlenen van de drank- en horecavergunning zodanige invloed op de woon? en leefomgeving van appellanten heeft dat hun belangen als rechtstreeks bij dat besluit betrokken moeten worden aangemerkt.
2.3. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat appellanten niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn?van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw?van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2002
97-405.