200104855/1.
Datum uitspraak: 24 april 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Leiderdorp,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 30 augustus 2001 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 8 februari 2000, voorzover hier van belang, hebben appellanten eenrichtingsverkeer ingesteld op de Van der Valk Boumanweg te Leiderdorp tussen de Laan van Ouderzorg en de Spanjaardsbrug in de richting van de Spanjaardsbrug.
Bij besluit van 31 januari 2001 hebben appellanten het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie beroep- en bezwaarschriften van 18 december 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 30 augustus 2001, verzonden op 6 september 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en appellanten opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 27 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 31 oktober 2001 en 12 november 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 24 december 2001 heeft [verzoeker] een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door T.G. de Vreugd en E.J. Stoffels, ambtenaren van de gemeente, en [verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. W.G. Tideman, werkzaam bij de Stichting Achmea Rechtsbijstand, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vooruitlopend op de totstandkoming van een Integraal Verkeers- en Vervoersplan hebben appellanten ter oplossing van enkele verkeersknelpunten verkeersmaatregelen gerealiseerd, waaronder het instellen van eenrichtingsverkeer op de Van der Valk Boumanweg tussen de Laan van Ouderzorg en de Spanjaardsbrug in de richting van de Spanjaardsbrug.
2.2. De rechtbank heeft het besluit tot handhaving na bezwaar van de verkeersmaatregelen vernietigd aangezien dit onvoldoende is gemotiveerd en niet met de vereiste zorgvuldigheid is tot stand gekomen. Zij heeft daartoe overwogen dat niet is gebleken dat appellanten bij de voorbereiding van hun besluit aandacht hebben besteed aan de door [verzoeker] naar voren gebrachte gevolgen van het eenrichtingsverkeer voor de Nieuwe Weg, te weten een toename van het sluipverkeer over de Zijldijk en de Nieuwe Weg. Tevens heeft de rechtbank overwogen dat appellanten ter motivering van het bestreden besluit niet hebben kunnen volstaan met de constatering dat geen cijfermateriaal voorhanden is over de door [verzoeker] gestelde toename van de verkeersintensiteit ten gevolge van het verkeersbesluit, aangezien het de taak van appellanten is de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren.
2.3. Appellanten betogen dat geen causaal verband bestaat tussen de verkeersmaatregelen op de Van der Valk Boumanweg en de verkeersintensiteit op de Nieuwe Weg. Zij voeren daartoe aan dat de verkeersdeelnemers vanuit Roelofarendsveen/Oud Ade richting Leiderdorp/Leiden huns inziens de N445 verkiezen boven de Nieuwe Weg om sneller hun bestemmingen te bereiken. Ook zal volgens appellanten de verkeersafwikkeling in de richting van de Persant Snoepweg overwegend plaatshebben via de Zijldijk en de wegen Rietschans en Engelendaal. Aangezien deze route volgens appellanten aanmerkelijk sneller is achten zij de route via de Zijldijk, Nieuwe Weg en N445/N446 geen passend alternatief.
2.4. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat uit de beslissing op bezwaar en het daaraan ten grondslag liggende advies van de Commissie beroep- en bezwaarschriften niet blijkt dat de samenhang tussen de onderhavige verkeersmaatregel en de door [verzoeker] aangevoerde verkeerstoename is onderzocht. De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat appellanten ter motivering van hun beslissing op bezwaar niet hebben kunnen volstaan met de overweging dat zij geen cijfermateriaal voorhanden hebben over deze causaliteit. Appellanten hebben weliswaar gesteld dat geen direct verband bestaat tussen het instellen van het eenrichtingsverkeer en de door [verzoeker] genoemde toename van de verkeersintensiteit op de Zijldijk bij de Nieuwe Weg, welk verkeer zijns inziens afkomstig is uit de richting Lage Rijndijk/Spanjaardsbrug, maar deze stelling ontbeert in de beslissing op bezwaar een deugdelijke onderbouwing, bij voorbeeld in de vorm van een verkeerstechnisch onderzoek naar de desbetreffende verkeersstromen. Met de rechtbank is de Afdeling gelet op het voorgaande van oordeel dat de beslissing op bezwaar tot handhaving van het eenrichtingsverkeer onvoldoende is gemotiveerd en niet met de vereiste zorgvuldigheid is tot stand gekomen. Bij het opnieuw beslissen op het bezwaar van [verzoeker] zullen appellanten bedoelde onderbouwing op inzichtelijke wijze aan hun besluit ten grondslag moeten leggen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond.
2.6. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Appellanten dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt burgemeester en wethouders van Leiderdorp in de door [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 748,19, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Leiderdorp te worden betaald aan [verzoeker].
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Broodman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2002