ECLI:NL:RVS:2002:AE2048

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104652/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J. Boukema
  • W. van den Brink
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inschrijving ultra lichte vliegtuig PH-3D2 en procesbelang

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 21 augustus 2001. De appellant had een aanvraag ingediend voor inschrijving van het ultra lichte vliegtuig PH-3D2, welke door de minister van Verkeer en Waterstaat op 15 maart 1999 was afgewezen. De minister had later, op 2 april 1999, wel een bewijs van inschrijving afgegeven, maar het bezwaar van de appellant tegen de eerdere afwijzing werd op 8 mei 2000 ongegrond verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant op 21 augustus 2001 niet-ontvankelijk, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 april 2002 behandeld. De appellant was in persoon aanwezig, terwijl de minister vertegenwoordigd werd door mr. G.H.H. Bisschoff. De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat hij een rechterlijk oordeel nodig had voor het verkrijgen van schadevergoeding. De Afdeling oordeelde echter dat er geen procesbelang was, aangezien de appellant ter zitting had aangegeven dat er geen sprake was van schade en dat het hoger beroep enkel was ingesteld om een rechterlijk oordeel te verkrijgen over de rechtmatigheid van de aanvankelijke weigering.

De rechtbank had ook terecht vastgesteld dat de Nederlandse Vereniging voor Amateur Vliegtuigbouwers en Skycastle Aircraft / Zenair-Holland niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 1 mei 2002.

Uitspraak

200104652/1.
Datum uitspraak: 1 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 21 augustus 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Verkeer en Waterstaat.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 1999 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) de aanvraag van appellant tot inschrijving krachtens de Regeling Toezicht Luchtvaart van het ultra lichte vliegtuig PH-3D2, afgewezen.
Bij besluit van 2 april 1999 is de minister overgegaan tot afgifte van een bewijs van inschrijving met een onbeperkte geldigheidsduur voor het ultra lichte vliegtuig PH-3D2.
Bij besluit van 8 mei 2000 heeft de minister het door appellant tegen het besluit van 15 maart 1999 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 21 augustus 2001, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 januari 2002 heeft de minister van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2002, waar appellant in persoon en de minister, vertegenwoordigd door mr. G.H.H. Bisschoff, ambtenaar van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling Toezicht Luchtvaart (hierna: de RTL) worden in het Nederlandse register voor burgerluchtvaartuigen, behoudens het bepaalde in het vierde lid, luchtvaartuigen ingeschreven die in een lidstaat van de Europese Unie of in één van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zijn vervaardigd en die niet uit het vrije verkeer zijn gebracht, of waarvoor de bij het in het vrije verkeer brengen vereiste douaneformaliteiten zijn vervuld.
2.2. Appellant heeft betoogd dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in verband met het ontbreken van procesbelang. Tevens heeft hij betoogd dat hij een rechterlijk oordeel nodig heeft voor het verkrijgen van schadevergoeding, nu de eis tot overlegging van de gewraakte douaneverklaring in strijd is met het communautaire recht.
Nu appellant ter zitting heeft gezegd dat er geen sprake is van schade en slechts hoger beroep is ingesteld teneinde een rechterlijk oordeel te kunnen verkrijgen over de communautaire kwestie en de rechtmatigheid van de aanvankelijke weigering, is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat procesbelang ontbreekt.
2.3. De rechtbank heeft voorts terecht en op goede gronden vastgesteld dat de Nederlandse Vereniging voor Amateur Vliegtuigbouwers en Skycastle Aircraft / Zenair-Holland niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J. Boukema, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat.
w.g. Boukema w.g. Van Tielraden
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2002
156-405.