ECLI:NL:RVS:2002:AE2072

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104688/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • H. Beekhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van revisievergunning voor varkens- en rundveehouderij door de Raad van State

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 mei 2002 uitspraak gedaan over een beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'De Bergen Exploitatie B.V.' tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis. Het bestreden besluit betrof de verlening van een revisievergunning voor een varkens- en rundveehouderij, die op 7 augustus 2001 was verleend aan een vergunninghouder. De vergunning was verleend voor een inrichting met drie bedrijfslocaties, waarbij eerder milieuvergunningen waren verleend voor de afzonderlijke inrichtingen. Appellante, die een recreatiecomplex in de nabijheid exploiteert, stelde dat er onduidelijkheid bestond over de begrenzing van de inrichting en dat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van de Wet milieubeheer.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de vergunningaanvraag geen informatie bevatte over de grenzen van de inrichting, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. De bij de aanvraag behorende tekeningen gaven geen duidelijke grenzen aan, waardoor de aanvraag niet voldeed aan de eisen van artikel 8.5 van de Wet milieubeheer. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat verweerders niet in redelijkheid konden besluiten dat de aanvraag voldoende informatie bevatte voor een goede beoordeling van de milieu-effecten. Hierdoor werd het bestreden besluit vernietigd en werd het beroep van appellante gegrond verklaard.

De Raad van State heeft ook bepaald dat de gemeente Sint Anthonis de proceskosten van appellante dient te vergoeden, evenals het griffierecht dat door appellante was betaald. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het verlenen van vergunningen en de noodzaak om aan de wettelijke eisen te voldoen.

Uitspraak

200104688/2.
Datum uitspraak: 1 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"De Bergen Exploitatie B.V.", gevestigd te Wanroij,
appellante,
en
burgemeester en wethouders van Sint Anthonis,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2001 hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan de [vergunninghouder] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een varkens- en rundveehouderij op de percelen [locatie]. Dit aangehechte besluit is op 16 augustus 2001 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 19 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 november 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerders, vertegenwoordigd door H.J.L. Zegers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, voor wie [vergunninghouder] is verschenen, bijgestaan door mr. D. Wintraecken, gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit is een revisievergunning verleend voor een inrichting met drie bedrijfslocaties. Voorheen bestond een inrichting op de percelen[locatie] en een inrichting op het perceel [locatie]. Voor beide inrichtingen was eerder een milieuvergunning verleend. Bij het bestreden besluit zijn deze onderdelen samengevoegd tot één inrichting. Vergunning is verleend voor een veebestand overeenkomend met 604,24 mestvarken-eenheden dat is gehuisvest in acht stallen op bedrijfslocatie [locatie], en een veebestand overeenkomend met 2.550 mestvarkeneenheden dat is gehuisvest in drie stallen op bedrijfslocatie [locatie].
2.2. Appellante, die in de omgeving van de inrichting een recreatiecomplex exploiteert, heeft in de eerste plaats aangevoerd dat onduidelijkheid bestaat over de begrenzing van de inrichting. Zij stelt dat de grenzen niet op de tekeningen behorende bij de aanvraag zijn weergegeven. Op de plattegrondtekening die verweerders later aan de stukken hebben toegevoegd zijn slechts de aan de betreffende locaties toegekende agrarische bouwvlakken weergegeven, die niet kunnen worden aangemerkt als de grenzen van de inrichting, aldus appellante. Zij is van mening dat indien dit wel het geval zou zijn een aantal installaties, zoals de voedersilo’s, buiten de inrichting zouden vallen.
2.3. In hoofdstuk 5, paragraaf 1, van het Inrichtingen- en vergunningbesluit milieubeheer (hierna: het Besluit) zijn ter uitvoering van artikel 8.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepalingen opgenomen met betrekking tot de gegevensverstrekking bij een aanvraag om een vergunning voor het oprichten of het werking hebben van een inrichting.
Ingevolge artikel 5.1, aanhef en onder b en d, van het Besluit dient de aanvrager in of bij de aanvraag onder meer te vermelden: het adres, de kadastrale aanduiding, de ligging, alsmede de indeling van de inrichting.
Ingevolge artikel 5.18 van het Besluit is onder andere paragraaf 1 van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een aanvraag om een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer.
2.4. Vaststaat dat de onderhavige vergunningaanvraag geen informatie bevat aangaande de grenzen van de inrichting. Op de bij de aanvraag behorende tekeningen is geen grens(lijn) van het terrein van de inrichting ingetekend. Het hiervoor genoemde bebouwingsvlak is niet te beschouwen als grens van de inrichting. Gelet hierop voldoet de aanvraag op dit onderdeel niet aan de daartoe in artikel 8.5 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 5.1 van het Besluit gestelde eisen, op grond waarvan de ligging en indeling van de inrichting bij de aanvraag moet worden vermeld. Verder is niet gebleken dat verweerders ten aanzien van de grenzen enig onderzoek hebben verricht. De grens van de inrichting is in dit geval van belang voor verschillende aan de vergunning verbonden of te verbinden voorschriften.
Gezien het vorenstaande hebben verweerders naar het oordeel van de Afdeling niet in redelijkheid kunnen oordelen dat de aanvraag voldoende informatie bevat om een goede beoordeling van de gevolgen voor het milieu mogelijk te maken. Door inhoudelijk te beslissen op de aanvraag hebben verweerders gehandeld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten vergaart, en met het algemeen rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig moet worden genomen.
2.5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Aan de beoordeling van de overige beroepsgronden wordt niet toegekomen.
2.6. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van
Sint Anthonis van 7 augustus 2001;
III. veroordeelt burgemeester en wethouders van Sint Anthonis in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente
Sint Anthonis te worden betaald aan appellante;
IV. gelast dat de gemeente Sint Anthonis aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 204,20) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Voorzitter, en mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd en mr. H. Beekhuis, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Gemert
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2002
243-324.