ECLI:NL:RVS:2002:AE2391
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geslachtsnaamwijziging van meerderjarige zoon
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 15 augustus 2001. De Staatssecretaris van Justitie had op 13 december 1999 aan appellant meegedeeld dat de geslachtsnaam van de meerderjarige zoon van appellant voor wijziging in aanmerking zou komen. Echter, bij besluit van 12 april 2000 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van appellant ongegrond. Appellant ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, maar deze verklaarde het beroep op 15 augustus 2001 ongegrond. Appellant stelde hoger beroep in bij de Raad van State, dat op 8 mei 2002 werd behandeld.
Tijdens de zitting op 12 april 2002 werd de staatssecretaris vertegenwoordigd door J.C. Roozendaal. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep voornamelijk een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten bij de rechtbank. De rechtbank had geen onjuiste toepassing gegeven aan de relevante artikelen van het Besluit houdende regels voor geslachtsnaamwijziging. De staatssecretaris had de Kroon terecht een voordracht mogen doen om het verzoek van de zoon tot wijziging van de geslachtsnaam in te willigen.
De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak werd in het openbaar gedaan in naam der Koningin.